Over Gods leiding in duistere dagen
Lees Ester 3,12-4,17 hardop voor.
1 Leven in ballingschap
Het boek Ester vertelt hoe het Poerimfeest is ontstaan (9,16-19). Ten tijde van de ballingschap is er een moment geweest dat erop of eronder was voor de Joden. Hoe door de acties van met name Mordechai en Ester de frontale aanval van de Jodenhater Haman werd afgeslagen – dat is het verhaal van dit boek. Voor een goed begrip is het van groot belang de kenmerken van de ballingschap goed te laten meewegen. Denk aan 1) het trauma van verlies van geloofszekerheden (de tempel verwoest, het land verlaten); 2) de behoefte om te duiden wat er gebeurt: waar is de HEER in dit verhaal?; 3) de strijd om vol te houden in het geloof en de vraag of en hoe je voor je geloof kan uitkomen in het land waar je vreemdeling bent; 4) de inzet om je identiteit te bewaren en toch je leven op te bouwen; 5) het gebrek aan macht. “Vreemdelingen zijn mensen die enerzijds een andere identiteit hebben dan hun omgeving, maar anderzijds niet beschikken over de machtsmiddelen om hun omgeving zo in te richten dat zij het gemakkelijk krijgen.” (Stefan Paas, Vreemdelingen en priesters, 161)
- Bespreek aan de hand van de vier genoemde punten de vraag of christenen in Nederland vreemdeling zijn.
2 De druk van het moment
Hoofdstuk 4 van het boek laat ons weten hoe Ester zover kwam om een gevaarlijke stap te zetten: ongevraagd de aandacht zoeken van een wispelturige en wrede koning. De urgentie bleek in het slot van hoofdstuk 3. In het hele rijk werd een aanvalsplan ontrolt om op zekere dag de Joden om te brengen. De datum was door het lot bepaald, het poer (3,7, vandaar poerimfeest). Mordechai begint met een kledingprotest (4,1) en via Esters dienaar Hatach brengt hij zijn pleegdochter (2,7) op de hoogte van de aanstaande crisis (inclusief afschrift van de wet, 4,8). Hij verzoek haar met klem om naar de koning te gaan om voor het volk te pleiten.
- Ken je vergelijkbare acties als de kledingactie van Mordechai in de Nederlandse samenleving? Welk onrecht wordt ermee aan de kaak gesteld?
- In vers 8 staat: ‘om genade smeken’ en ‘voor het volk pleiten’: kun je hier een parallel zien met wat Jezus Christus als middelaar heeft gedaan (1 Timoteüs 2,5-6)?
3 De onmogelijke vraag
Het eerste antwoord van Ester is allereerst een verkapte aanklacht aan het adres van een despoot. De dood als antwoord van een grillige koning op een verzoek, zelfs van een van zijn vrouwen. In de voorafgaande hoofdstukken kregen wij al een indruk van de wispelturigheid van Ahasveros. De reactie van Mordechai (4,13-14) is bijzonder. Hij laat zien dat het haar persoonlijk aangaat. Haar plaats in de harem van de koning is geen vrijbrief. En verder zegt hij twee opmerkelijke dingen: 1) hij gelooft stellig dat er redding voor de Joden zal komen; 2) hij doet de suggestie dat Esters bijzondere plaats juist voor die moment is gegeven. Zij zit dicht bij de macht.
- Koning Ahasveros lijkt wel wat op koning Sjariah in de Perzische vertelling van 1001 nacht. Die doodde elke vrouw met wie hij geslapen had. Alleen omdat hij wraak wilde nemen toen zijn echtgenote hem bleek te bedriegen met haar slaven. Zou het kunnen dat het boek Ester een vergelijkbaar sprookje is?
- Bespreek het dat niet Ester zelf ontdekt dat haar positie als haremvrouw een kans biedt, maar haar pleegvader. Denk jij het wel eens over iemand? Heeft iemand het wel eens over jou gezegd?
- Heb je ervaring met luisterend bidden? Deel die ervaringen zo mogelijk en bespreek met elkaar de manier waarop God vandaag spreekt.
4 Het wonderlijke vertrouwen
Speciale aandacht kunnen we geven aan wat Mordechai zegt: “Als jij nu zwijgt, nu het moment daar is, komt er van een andere kant wel uitkomst en redding voor de Joden.” (4,14) Er staat letterlijk: ‘van een andere plaats’.
- Waar haalt Mordechai dit vertrouwen vandaan? En bedoelt hij op een geheimzinnige manier te verwijzen naar God, in de hemel? Of uit Jeruzalem (dat nog een in puin ligt)? Of gelooft hij dat er andere mensen zullen zijn, misschien met niet-Joden?
- Opvallend is dat ook Hamans vrouw en raadgevers ervan overtuigd raken dat de joden niet te vernietigen zijn, lees 6,13.
5 De voorzichtige taal
In tijden waarin je als gelovigen geen macht hebt (denk aan de vervolgde kerk) komt het aan op vertrouwen en hopen. Omdat het niet in je eigen handen ligt moet je je woorden voorzichtig kiezen. Mordechai zegt: ‘Wie weet…” Andere voorbeelden in de Bijbel: 1) Mozes: “U hebt zwaar gezondigd. Toch zal ik de berg op gaan; misschien kan ik de HEER ertoe bewegen u uw zonden niet aan te rekenen.” (Exodus 32,30). 2) David over zijn dodelijk zieke kind: “Ik dacht: Wie weet is de HEER me genadig en blijft het kind in leven.” (2 Samuel 12,22). 3) Amos roept de mensen tot de orde: “Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort. Misschien zal dan de HEER, de God van de hemelse machten, genade schenken aan wie er overgebleven zijn van Jozefs volk.” (5,15). Joël in tijden van hongersnood: “Misschien verandert Hij van gedachten, ziet Hij af van zijn voornemen en laat Hij een spoor van zegen achter, zodat jullie weer graan en wijn kunnen offeren aan de HEER, jullie God.” (Joël 2,14)
- In welke situaties kan ook in Nederland voorzichtige taal beter zijn dan hele stellige woorden?
- Nu wij Christus kennen, op welke manier kan die verwijzing naar ‘van een andere kant’ ons vertrouwen en hoop versterken?
6 Om verder te lezen en te bespreken:
- Bedenk dat juist in de ballingschap de profetieën ontstonden over ‘de lijdende knecht’: Jesaja 42,1-4; 49,1-6; 50,4-9 en 52,13-53,12. Deze mysterieuze lijdende knecht van de HERE wijdt zich aan het heil voor de wereld en zijn nageslacht zal talrijk zijn. Heeft de figuur van Ester niet wat van hem?
- Het uitnodigende spreken is niet alleen gericht op het eigen volk. Ook op de heidenen. “En zo leerde het zelfs dat de Heer op de meest onverwachte wijzen, via heidense ‘knechten’ tot ons kan komen. God is altijd groter dan wij denken. Hij is ook de God van de anderen, de zoekenden, de buitenstaanders, de critici. De kerk heeft hem niet in bezit. Juist in ballingschap ontvangt de kerk de vrijheid en ontspanning dit onder ogen te zien, zonder zich bedreigd te voelen.” (Paas, Vreemdelingen en priesters, 144-145)
- Andere voorbeelden van mensen in de Bijbel die dicht bij de macht terecht kwamen: Jozef als onderkoning van Egypte (Genesis 41,39-41); Mozes die opgroeit bij de Farao (Exodus 2,5-10; Handelingen 7,22). Samuel is de profeet die in Israël de macht kritisch moet begeleiden 1 Samuel 12.
- “Dat God in deze geschiedenis zwijgt, geeft Esther niet het excuus dat ook te doen.” (Sebastiaan de Graaf, Het Bijbelboek Esther, 59)