De Heidelbergse Catechismus pakt breed uit over het heilig avondmaal. Zes vragen en even zoveel ruime antwoorden. Dan moet er iets op het spel staan. Ik wil het ontdekken. Antwoord 75 zet in met de bespreking van een gecombineerd thema: onderwijs en zekerheid. “Hoe wordt u in het heilig avondmaal onderwezen en ervan verzekerd dat u aan het enig offer van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al zijn schatten deel hebt?” Dat lijkt me de eerste aanwijzing. Het is blijkbaar nodig dat de gelovigen inzicht opdoen op dit punt. Het betreft een centraal liturgisch element en het kennismonopolie bij de geestelijkheid laten is het faciliteren van macht. De onderwezen gelovige laat zich minder manipuleren. Maar ook zekerheid is in het geding: er heerst onzekerheid verbonden met angst. “Hier wordt aan mensen,” schrijft A.A. Spijkerboer in zijn fraaie boekje Gereformeerd of knettergek, “…die geen rust kunnen vinden omdat ze niet weten of ze na hun dood in de hemel of in de hel komen, meegedeeld dat er al voor hun geboorte een beslissing over hen is genomen. God heeft in Jezus Christus ingegrepen in het leven van mensen, en Jezus Christus heeft voor alle zonden volledig betaald.” (13)
Het onderwijs wordt verdiept na het eerste antwoord. Vraag 76: “Wat betekent dat: het gekruisigd lichaam van Christus eten en zijn vergoten bloed drinken?” De taal van Jezus en zijn heilige apostelen is overgenomen. Zij benutten de beeldspraak van voedsel. Alleen zo heb je leven en behoud je het. Niet vreemd omdat de gedachtenis is ingesteld in de maaltijd-setting, bij het Pesach (Matteüs 26,17-35 pp). Dus niet de gewone maaltijd, zoals later in de kerkelijke setting van de gemeente in Korinte (1 Korinte 11,17-34). Jezus had al eerder gesproken over het eten van zijn lichaam en het drinken van zijn bloed. Het broodteken en de aansluitende discussie over manna was toen de aanleiding geweest. De eerste hoorders vonden het stuitend. (Johannes 6) En dat is precies het punt: kun je dit gelovig aannemen van de Heer? Antwoord 76 van de Catechismus legt het uit. Het ‘gelovig aannemen’ van het lijden en sterven van Christus behelst de affirmatie van een verklaring en een belofte: je zonden zijn vergeven, het eeuwig leven is begonnen.
Dan introduceert het leerboek de persoon van de heilige Geest (en blijken zal dat we hier op een typisch kenmerk stuiten): “Verder ook dat wij door de Heilige Geest, die tegelijk in Christus en in ons woont, steeds meer met zijn heilig lichaam verenigd worden.” Eenheidstaal-in-proces is het eerste dat ik uitlicht. Hier resoneert het ‘steeds meer’ zoals wij dat kennen uit Paulus’ woord over de verandering die wij meemaken: “Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer weerspiegeld zien, zullen door de Geest van de Heer meer en meer naar de luister van dat beeld worden veranderd.” (2 Korinte 3,18) De viering, het concrete aangeboden krijgen van het brood, het overtuigd aannemen en eten ervan, dát is een beoefening van de eenheid. En door het doen maak je haar sterker. De Heer is aanwezig in de modus van zijn Geest. Want de Catechismus hecht eraan te benadrukken dat de Heer nu lichamelijk in de hemel is. Dat was al gesteld in de behandeling van de hemelvaart. “Naar zijn menselijke natuur is Hij niet meer op aarde, maar naar zijn godheid, majesteit, genade en Geest verlaat Hij ons nooit meer.” (18, 47) Geheel in lijn daarmee nu ook in antwoord 76: “… en wel zo dat wij, hoewel Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, toch vlees van zijn vlees en been van zijn gebeente zijn.” De Geest weet dus een eenheid tussen hemel en aarde te smeden. De werkelijkheid van de aanwezige hemelse Heer Christus wordt zichtbaar en tastbaar in brood en wijn – daar zorgt zijn eigen Geest voor. Hij spreekt door middel van mensen over de tekenen. Zo komt de consecratie in beeld. Door het woord is het teken gewijd. Door het woord verandert er wat. “Het brood dat wij breken is de eenheid met het lichaam van Christus.” De instellingswoorden hebben wijdende kracht. Zoals de regering een driekleurige doek kan wijden tot nationale vlag. Daarna is het textiel niet meer slechts textiel. Het is een teken met diepe betekenis en groot effect. Zo werken ook de woorden van de Heer. De Catechismus hecht eraan dat we precies weten waar dat te vinden is. Vandaar dat het leerboek in de volgende vraag en antwoord letterlijk citeert uit 1 Korinte 10 en 11. (28,77; dat doet hij een enkele keer vaker: 2,4; 4,10; 26,71; 34,92; 45,119).
Het slot van antwoord 76 onderwijst op één punt nog nader. De vereniging met Christus moet verstaan worden als een vorm van dagelijkse leiding in het leven: “… en ook zo, dat wij door een Geest eeuwig leven en geregeerd worden.” Het is de vraag wat hier nu precies bedoeld wordt. Gaat het bij het ‘wij’ om het collectief van de gelovigen? Dan wil het dus zeggen dat de eenheid in het avondmaal een verwijzing is naar de onderlinge band. De Geest stuurt ons samen in kerkelijk leven door de tijd heen. Of gaat het bij ‘wij’ om Christus en de kerk? Dan staat er niet minder dan dat zowel Christus als de aardse gelovigen door de Geest geleid worden. Deze uitleg lijkt in de lijn van het hele antwoord: het gaat immers om de eenheid met Christus? (zie ook het ‘inlijven’ in antwoord 80). De aanwezige Geest brengt de hemel op aarde. Hij stuurt Heer en volgelingen samen door de tijd naar de bestemming.
Als de Catechismus verder gaat, verschuift de focus naar het tweede woord van de thema-combi: verzekeren. Decor is het opgelopen meningsverschil met de katholieken. Worden de tekenen van brood en wijn nu veranderd in het lichaam en bloed van Christus of niet? Drie vragen gaan daarover verder, met lange antwoorden. De tegenstelling wordt eenduidig neergezet. ‘Nee’ van de gereformeerden tegenover ‘ja’ van de katholieken – althans zo geven de gereformeerden dat weer. Ik vraag me nu af wat er op het spel staat. Ik denk het aangevochten verlangen naar zekerheid. Want in antwoord 79 blijkt dat de sacramentele spreekwijze (‘dit is mijn lichaam’) helpt bij het zeker worden. “Maar vooral wil Hij ons door deze zichtbare tekenen en panden ervan verzekeren …” Het gaat om ‘werkelijk deel krijgen’ en ’zo zeker ons deel zijn’. Opnieuw mag het ons niet ontgaan hoe de heilige Geest daarin genoemd wordt. Christus verzekert ‘door de werking van de Heilige Geest’ dat wij echt deel krijgen aan zijn lichaam en bloed.
Maar het antwoord over de pauselijke mis (30,80) onthult nog een ander motief, of eigenlijk twee: de rol van de kerk en de manier van aanbidding. Kun je zeggen dat de priester nog dagelijks Christus offert omdat dat noodzakelijk is voor levenden en doden? En kun je de Heer aanbidden in die tekenen van brood en wijn. Meestal maken de mensen ook een kleine (knie)buiging richting de avondmaalstafel (of de tabernakel, waar brood en wijn worden bewaard), voordat ze gaan zitten in de bank.
Samengevat is het dus zo dat de Catechismus in dit avondmaaldeel (1) de gelovigen wil opleiden door kennis, (2) wil verzekeren door begrepen deelname aan het ritueel, (3) Christus nadrukkelijk in de hemel wil laten (en zo de rol van zijn Geest naar voren halen) en (4) de aanbidding wil sturen (niet de tekenen maar met het hart naar de hemel – sursum corda!). Dit laatste onder de bezwering dat wij anders tot afgoderij vervallen, zie de eucharistie.
Naar aanleiding van Heidelbergse Catechismus (1563), zondag 28-30.
A.A. Spijkerboer, Gereformeerd of knettergek.2 Kampen: Kok, 1987.
- “Brian Gerrish heeft beargumenteerd dat de standpunten van Zwingli, Calvijn en Bullinger geclassificeerd kunnen worden respectievelijk sacramenteel memorialisme, instrumentalisme en parallellisme. Dat wil zeggen voor Zwingli draait de avondmaalsviering vooral om de gedachtenis van Christus’ dood en opstanding, voor Calvijn dient ze als middel waardoor christenen aan Christus gemeenschap hebben, en voor Bullinger is ze een uiterlijk teken dat parallel loopt aan een inwendige en geestelijke realiteit. Zonder in al te veel details te treden, neemt de HC hoofdzakelijk het gezichtspunt van het parallellisme over.” (287-288)
- “In de oorspronkelijke versie van de HC eindigde het gedeelte over de sacramenten met vraag 79. Echter, kort na de eerste editie werd, op last van keurvorst Frederik, een extra vraag toegevoegd om het verschil tussen het avondmaal, zoals geleerd door de HC, en de paapse mis expliciet aan te wijzen. De derde editie bewerkte HC 80 nog verder. Overigens verschenen alle drie deze edities nog in 1563.” (290)
Thomas J. Davis, ‘De sacramenten volgens de Heidelbergse Catechismus’ In: Arnold Huijgen, John V. Fesko, Aleida Siller (red.), Handboek Heidelbergse Catechismus. Utrecht: Kok, 2013, 281 – 291.