Veelzeggende beloften

Lees beide hoofdstukken rustig en hardop door. De beide hoofdstukken horen bij elkaar als je ziet dat de vraag waarmee hoofdstuk 7 opent (vers 3) in de loop van hoofdstuk 8 (vers 19v) beantwoord wordt.

1 De profeet

Zacharia is een zoon van Berechja. En de kleinzoon van Iddo, zie 1,1 en 7. Hij is een tijdgenoot van Haggaï (zie de datering in Haggaï 2,10 en 20). Zacharia behoort tot een priesterfamilie die teruggekeerd is uit de ballingschap (zie Nehemia 12, 16 en ook Ezra 5,1 en 14). De vraag is of hij de Zacharia, zoon van Berechja is die volgens Jezus gedood werd (Matteüs 23,35). Er komen uit de geschiedenis van het Joodse volk nog andere Zacharia’s in aanmerking. Zekerheid is er niet over te krijgen. Wel is duidelijk in dit hoofdstuk de vraag geadresseerd is aan de priesters en de profeten en dat het antwoord komt van deze profeet. Zijn antwoord is ook gericht aan de priesters, zie vers 5. Overigens hadden priesters ook een onderwijzende taak van oudsher (zie Leviticus 10,10-11).

2 De datering

Op een drietal plaatsen lezen wij een datering in het boek van Zacharia: 1,1 en 7; 7,1. Daarbij verwijst hij steeds naar koning Darius. Dat is een vreemde koning, ver weg. Dat typeert de actuele situatie. Vroeger werd een profeet gedateerd naar de regering van een koning in Jeruzalem of Samaria. (bijvoorbeeld 1 Koningen 15,1) Een eigen koning dus. De ballingen zijn wel terug in eigen land, maar dat ‘eigen’ moet kunnen hoge komma’s. De Perzen zijn er de baas. Er is een lege plek in Jeruzalem, de koningstroon van David en Salomo. Terwijl daarover een belofte was gedaan! (zie 2 Samuel 7,16)

Vraag: maar Zerubbabel dan? Die was toch ook uit het huis van David (1 Kronieken 3,1 en 19). Wat zou een reden kunnen zijn dat Zacharia van hem geen melding maakt bij de datering?

3 De naam van de HEER

Wie deze twee hoofdstukken doorleest komt steeds weer deze naam van God tegen: HEER van de hemelse machten (in oudere vertalingen: HEERE der Heerscharen, Hebreeuws: Jahwe Zebaot) Deze naam moet vertrouwen wekken. Want er is dreiging vanuit oude vijanden (zie 2,1-4). Er komen op deze manier bijzondere krachten los (4,6-7). De HEER zal optreden tot bescherming (9,14-17 en 14,3-5). De HEER biedt veiligheid omdat Hem sterke legers ter beschikking staan.

Spreek met elkaar door over de bijzondere manier waarop God zijn macht inzet, zie ook Zacharia 4,6: met de hulp van Gods Geest. Betrek hierbij de liefde (1 Korinte 13) en manier waarop Christus in de Bergrede spreekt over lijden en niet wraak nemen (Matteüs 5,38-42), en de bekende passage over de Geestelijke wapenuitrusting (Efeze 6,10-20).

4 De belofte of de voorspelling

De profeet geeft in hoofdstuk 8 een serie van tien (zeven plus drie) woorden van God weer. Hij leidt die steeds in met “Dit zegt de HEER van de hemelse machten”:

Vers 2Over de vurige liefde van de HEER voor Sion
Vers 3De belofte van de terugkeer naar Sion
Vers 4De generaties bij elkaar in Jeruzalem
Vers 6Waarom het mogelijk is: voor God is niets onmogelijk
Vers 7God zal volk samenbrengen van alle kanten en samen zal het goed zijn
Vers 9De tempel herrijst en God laat woede van vroeger rusten
Vers 14God doet nu anders van destijds bij voorouders: geen angst nu
  
Vers 19Vastendagen veranderen in tijd van vreugde
Vers 20Van alle kanten komen mensen de gunst van de HEER zoeken in Jeruzalem
Vers 23Tien mannen komen zich bij Joodse man aansluiten: God is bij Hem

“Wie verwacht dat de oudtestamentische profetieën tot in detail letterlijk uitkomen, brengt ze eigenlijk onder in de categorie van de platte voorspellingen, die hetzij uitkomen, hetzij beschouwd kunnen worden als mislukt.” Dat schrijft Chris Wright in zijn lezenswaardige boek Jezus leren kennen door het Oude Testament (78) en hij heeft een punt. De belofte dat de Redder in de stad Betlehem geboren zou worden, komt precies uit (Micha 5,2 en Matteüs 2,5). Maar de belofte dat de jonge vrouw die een kind krijgt hem Immanuel zal noemen wordt vervuld in de inhoud van de naam ‘Jezus’ (Jesaja 7,14 en Matteüs 1,21-23). Vandaar dat Chris Wright vervolgt met: “… Wie letterlijke vervulling van de profetieën wil, negeert hun karakter als belofte, wat de mogelijkheid inhoudt van verschillende en steeds beter wordende niveaus van vervulling.”

Neem een van de beloften uit hoofdstuk 8 en bespreek hoe deze is vervuld in Christus, en of er sprake is van meerdere niveaus van vervulling.

Let op: de voorwaarde bij de beloften is weer recht en gerechtigheid (8,16), meer hierover in de Bijbelstudie over Zacharia 7.

Voor verdere studie

  • Darius was de derde koning van het Perzische Rijk (ca. 550 – 330 voor Chr.)
    1. Cyrus 559-530 voor Chr. (hij gaf toestemming aan ballingen om terug te keren, zie het boek Ezra)
    2. Cambyses 528 – 522 voor Chr.
    3. Darius 522-486 voor Chr.
  • De herbouw van de tempel begon in 520 voor Chr. en werd vijf jaar later voltooid, 515 voor Chr. De hoofdstukken 7 en 8 spelen zich af in het jaar 518 voor Chr.

  • “Ik brand van liefde voor Sion” lezen we in 8,2, zie ook 1,14; Ezechiel 39,25; Joel 2,18; Jesaja 9,6; 37,32; zie de tempelreiniging Johannes 2,17 en Psalm 69,10
  • “Wat bij mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God”: ga na hoe deze uitspraak een rol speelt in het verhaal van Genesis 18,14; Jeremia 32,17 en 27; Lukas 1,37 en hier in 8,6

Voor verdere bespreking

René van Woudenberg schreef een mooi boekje over beloften (De toekomst is geen vreemde: Waarom er meer zeker is dan wij denken, 2022). “Beloften genereren zekerheden voor degene aan wie de belofte gedaan is – of voorzichtiger en dus beter geformuleerd: ze kunnen zekerheid geven.” (53) Denk aan de huwelijksbelofte. Je belooft in goede en kwade dagen trouw te zijn terwijl je geen idee hebt hoe goed en kwaad eruit zullen zien. “Wie een huwelijksbelofte doet, die heeft daarvoor een goede reden, of dient die te hebben. Wat kan een goede reden zijn? De ander is een reden.” (109) Als je oprecht en te goeder trouw de belofte uitspreekt, dan creëer je zekerheid voor de ander. Wordt de trouw op de proef gesteld en bevredigend de proef doorstaan, dan groeit de zekerheid: je bent een betrouwbaar persoon aan het worden.