Twee leiders

Je komt als lezer meer te weten over de hoofdpersonen, naar wie beide boeken ook zijn vernoemd, door de verhalen en geschiedenissen van de auteur(s) over hen te lezen. Maar opvallend genoeg zijn er ook verschillende plekken waar de hoofdpersonen zelf aan het woord komen, in het boek Nehemia is dat zelfs het dominante vertelperspectief. Vergelijk over Ezra het verschil tussen Ezra 7 (over Ezra in de derde persoon) en Ezra 8-9 (Ezra zelf aan het woord). Nehemia komt uitgebreid aan het woord in Nehemia 1-7 en verder. Maar we lezen in Nehemia ook over Ezra, zie hoofdstuk 8. De lezer (wij dus) krijgt zo een beeld van zowel Ezra als Nehemia dat gevoed wordt vanuit de verschillende vertelperspectieven die elkaar voortdurend aanvullen en op elkaar inwerken.

In In an Age of Prose – A literary Approach to Ezra-Nehemia maakt Tamara Cohn Eskenazi hierover een aantal boeiende opmerkingen. In het geval van Ezra bevestigt de anonieme en alwetende auteur steeds de bevindingen en opmerkingen van Ezra over zichzelf. Een voorbeeld: de verteller zegt in Ezra 7,6 over Ezra dat hij door God beschermd werd waardoor de koning hem alles toestond wat hij verlangde. Dat klopt met Ezra’s eigen memoires, waarin hij schrijft: ‘Geloofd zij de HEER, de God van onze voorouders, die de koning het besluit heeft ingegeven de tempel van de HEER in Jeruzalem van grote luister te voorzien, en mij heeft verheven in de gunst van de koning, van zijn raadgevers, en van al zijn machtige rijksgroten. En omdat de HEER, mijn God, mij beschermde, vatte ik moed en bracht de leiders van Israël bijeen om met mij te vertrekken.’ (Ezra 7,27-28)

In het geval van Nehemia is dat anders. We moeten het grotendeels doen met de tekst van Nehemia over zichzelf, waarin hij nadrukkelijk zichzelf op de voorgrond plaatst (bijvoorbeeld  in Nehemia 6,1: ‘ik heb de muren opgebouwd’), terwijl de verteller benadrukt hoe de herbouw de gezamenlijke prestatie is van het volk dat terugkeerde naar Jeruzalem. Nog een voorbeeld: in Nehemia 13 claimt Nehemia zelf nadrukkelijk de credits voor de herbouw van de stad en de tempel (‘Mijn God, denk aan alles wat ik heb gedaan; laten de goede daden die ik heb verricht voor de tempel van mijn God en voor de eredienst, niet worden uitgewist.’) terwijl dezelfde inspanning in Nehemia 10 als een gezamenlijk project van het hele volk werd voorgesteld. Door deze verteltechniek valt Ezra samen met de ideologie van het bijbelboek terwijl Nehemia als het ware kritisch gevolgd wordt.

Ezra is de man die ‘er met heel zijn hart op gericht de wet van de HEER te onderzoeken, die na te leven, en de Israëlieten te leren wat hun wetten en regels zijn.’ (Ezra 7,10) In tegenstelling tot Nehemia gebruikt hij zelden dwang, hij delegeert en motiveert anderen tot samenwerking. Dat is heel anders bij Nehemia (zie slot, Nehemia 13!). Ezra eist het leiderschap niet op, maar wordt door de mensen gevraagd. Hij is niet op zoek naar macht en zodra hij het krijgt, deelt hij de verantwoordelijkheid. Ezra maakt zichzelf, door het volk voor te gaan en te leren uit de Thora, uiteindelijk zelfs helemaal overbodig, zo lijkt het wanneer hij uit beeld verdwijnt.

Toch worden beide leiders, zowel Ezra als Nehemia, uiteindelijk in hun samen-optreden voorgesteld. Wellicht is dat een van de bedoelingen van de boeken Ezra-Nehemia: in de opbouw van tempel, stad en muren zijn beiden nodig. Hoewel Ezra dichterbij het ideaal komt (zo lijkt het) van het leiderschap dat wordt voorgesteld in Ezra-Nehemia, is er toch geen sprake van hiërarchie tussen beiden. Zowel de zelfbewuste, op actie gerichte en voor de troepen uitlopende leider Nehemia als de meer dienende, uiteindelijk zichzelf overbodig makende leraar Ezra zijn nodig.

Ds. Hans-Jan Roosenbrand

Naar aanleiding van: Tamara Cohn Eskenazi, In an Age of Prose. A literary Approach to Ezra-Nehemia (Series of Biblical Literature Monograph Series), Atlanta Georgia 1988