De oudtestamenticus Hendrik Koorevaar kiest een eigen invalshoek bij de behandeling van de Pentateuch. Ik ken hem een beetje vanwege mijn betrokkenheid bij de Evangelische Theologische Faculteit in Leuven. Echt persoonlijk gesproken heb ik hem niet maar ik heb hem wel horen meedoen met discussie en deliberaties. Samen met Mart-Jan Paul, ook verbonden aan de Oudtestamentische sectie van de Faculteit, redigeerde hij Theologie van het Oude testament; de blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel. Het boek positioneert zich in het Nederlandse taalgebied in de lijn van Hoofdlijnen der Theologie van het Oude Testament van Th. C. Vriezen. Het boeiende is dat Koorevaar en Paul de aanduidig ‘Hebreeuwse Bijbel’ gebruiken. Het wijst in de richting van de volgorde van de Bijbelboeken zoals die in de Joodse traditie is overgeleverd. (6) Tegelijk spreken zij over ‘blijvende boodschap’ vanwege de verbondenheid van de thema’s door de hele christelijke Bijbel heen, Oud en Nieuw bij elkaar.
Hendrik Koorevaar neemt hoofdstuk 4 voor zijn rekening: Demonstratie van een literaire benadering aan de hand van een structurele theologie van Exodus – Leviticus – Numeri. “De boeken Exodus – Leviticus – Numeri worden hier gezamenlijk behandeld.” (123) Hij beschouwt Genesis en Deuteronomium als de zijpanelen van het drieluik. Genesis is een zelfstandig boek zoals uit de literaire toledotstructuur blijkt. Het begin van Exodus is niet de directe voortzetting van Genesis. De schrijver maakt een sprong naar een nieuw tijdvak. Het boek Deuteronomium geeft ook blijk van een verschuiving: van JHWH naar Mozes. Volgens Numeri 36 sprak de HEER, in het eerste vers van Deuteronomium is Mozes aan het woord.
De openbaring van de Tora bij Sinai sterkt zich uit van Exodus 19,1 tot Numeri 10,10. Dus over de traditionele boekgrenzen heen. Een periode van ruim 13 maanden. (121) “Zo krijgen we de kans om theologisch zicht te krijgen op de totaliteit van de openbaring op en bij de Sinai.” (121) In de Bijbel komen we wel meer tegen dat een boek fysiek uitgesplitst kan zijn en toch letterkundig één, zo bijvoorbeeld de boeken Samuël, Koningen en Kronieken in LXX, in steeds twee boeken. Zo is de Pentateuch volgens Koorevaar één boek maar in drie delen.
Hij wijst op de interactieve verbanden in de drie boeken (129vv). Er is 1) prolepsis: uitspraken die vooruitwijzen, zoals Exodus 16,35-36 naar Numeri 22,1; er is 2) een voorbeeld van samenvatting van het voorafgaande, bijvoorbeeld in Numeri 31,1-49 over de tocht in de woestijn; en 3) er zijn terugwijzende opmerkingen, zoals Leviticus 25,1; 26,46; 27,34: redactionele opmerkingen die alleen op Leviticus 25-27 betrekking hebben, niet op het hele boek. Eigenaardig is dat Leviticus 25-27 beschreven wordt als gesproken op de berg. Terwijl Exodus 34,29 aangaf dat Mozes definitief terugkeerde vanaf de berg. De schrijver moet z’n redenen gehad hebben om dit aan het slot van Leviticus te plaatsen. Mogelijk dat hij de lijn van bouw van de ontmoetingstent en de instelling van het priesterschap niet wilde onderbreken. (131)
De Sinaiperikoop ligt tussen de beschrijving van de reis naar Sinai en de reis ervandaan. De concentrische opbouw kan goed worden aangetoond. (140-141):
A | Ex 1,1-6,27 | De slavernij en de voorbereiding van Mozes | |
B | Ex 6,28-18,27 | De bevrijding en de reis naar de berg | |
C | Ex 19-34 | Ontvangst van de wet op berg | |
D | Ex 35-Lev 10 | Bouw tent en wijding priesterschap | |
E | Lev 11-24 | Reinheid, Verzoening, Heiliging | |
11-15 | Reinheidswet | Reinheid | |
16 | Verzoening | Verzoening | |
17-24 | Heiligheidswet | Heiliging | |
D1 | Lev 25-27 | Wet op het land van JHWH, zegen, vloek | |
C1 | Num 1-6 | De heiliging van Israël rond tent | |
B1 | Num 7-26 | De Reiswet en de reis van berg naar grens | |
A1 | Num 27-36 | Het erfgoed in Oostjordaanland en voorbereiding van bezit Kanaan |
Reinheids- en heiligheidswet staan in het centrum. Het gaat erom hoe het heilige volk met zijn heilige priesters moet leven. Het wonen van God onder Israël levert gevaren op. Gods heiligheid is gevaarlijk voor mensen, met de dood tot gevolg. De zonde van mensen is gevaarlijk voor Gods woning, met verontreiniging tot gevolg. Vandaar veel veiligheidsmechanismen, met als hoogtepunt de dag van de verzoeningen, Leviticus 16. Koorevaar ziet vers 17 van dat hoofdstuk als het letterkundig midden: (143)
Er zijn meerdere (theologische) boodschappen in het middenluik van de Tora te vinden. Koorevaar zet de volgende op een rij.
- A – A1: JHWH de Bevrijder uit de slavernij en de Gever van het erfgoed in het beloofde land: de Naam staat centraal
- B – B1 Het volk van God op reis uit het land van de slavernij naar de grens van het beloofde land: de bevrijding komt van iemand van buiten en die moet ook de reisveiligheid en bestemming garanderen. Er is een theologie van verwerping waar we lezen dat het verbond verder gaat met de tweede generatie.
- C – C1 De wet van God voor Israël als priestervolk: voor alle volken
- D – D1 Gods woning in Gods land: God wil in het midden van zijn volk wandelen
- E De verzoening van Gods woning en het volk in de spanning tussen onreinheid en heiligheid: God is bereikbaar op de manier die Hij zelf aangeeft. Met de woning is staat de HEER zelf in het centrum. (151)
Naar aanleiding van: Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (red.), Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel.2 Zoetermeer: Boekencentrum, 2013.