Onderdeel en geheel

Exodus betekent uittocht. De Latijnse naam van het boek in de Griekse Septuagintversie: uittocht (uit Egypte). In de joodse traditie heet het tweede boek van de Torah naar de openingswoorden: ‘(en dit zijn) de namen’. Het toont direct dat dit boek niet op zichzelf staat. Het zit onlosmakelijk vast aan Genesis. Ook verwijst het vooruit naar de volgende boeken. In de christelijke wereld noemen we de eerste vijf boeken ook wel de Pentateuch.

Je kunt in de Torah een mooie structuur aanwijzen (zoals bijvoorbeeld rabbijn Jonathan Sacks doet). Maar de Oudtestamenticus dr. C Houtman voert het pleit voor een groter geheel. Volgens hem is de Torah als onderscheiden deel van de vroege en late profeten en van de geschriften, een vrij late ontwikkeling. Aan het begin van onze jaartelling was de waardering voor de Pentateuch niet gelijk binnen het jodendom. Er waren groepen die de Torah als geschenk van God het hoogste gezag als wet toekenden. Een voorbeeld van hen is Jezus Sirach. Dan vormen de profeten en de geschriften toelichting en uitwerking. Bij Josephus vinden wij een andere waardering. Hij zegt dat de Torah wetten bevat maar ook geschiedenis verhaald. Hij typeert de profetische geschriften ook als geschiedenis. Dan kun je indelen naar verleden (Pentateuch, Jozua, etc), heden (wijsheid en psalmen) en toekomst (profeten). De ordening is geen zaal van toeval of willekeur. Dat zit een visie achter. “Het komt ons voor,” aldus Houtman, “dat die interpretatie die de Pentateuch en Jozua t/m Koningen in belangrijke mate als historiebeschrijving beschouwt het meest recht doet aan de stof.” (Inleiding, 254)

Iets eerder in het boek over de Pentateuch wilde hij voorkomen dat de lezers op het verkeerde been terechtkwamen. Biedt de Bijbelgeschiedschrijving? “Met onze typering van de Pentateuch als geschiedwerk bedoelen wij niet te zeggen, dat het de bedoeling van de schrijver(s) was een objectief historisch verslag van de geschiedenis van hun volk te bieden. De Pentateuch is deel van het grote ‘Tendenzschrift’ Genesis t/m 2 Koningen, dat vertelt over de roeping en het falen van het volk Israël door de geschiedenis heen en dat op die wijze aan de mensen de tijd van de schrijver(s) wil verklaren hoe en waar het tot de catastrofe van 586 gekomen is. … De tendens van dit werk laat zich uit de stof zelf aflezen en is niet gebonden aan een datering van de stof in een bepaalde periode. ” (252) Op deze manier maakt hij ruimte voor de vraag naar de oorsprong van de gebeurtenissen. Hoe krijg je daar toegang toe? In de Oudtestamentische wetenschap zijn daar verschillende scholen over ontstaan. Houtman is voorzichtig: “Naar onze mening is het niet mogelijk om het proces van het ontstaan van de Pentateuch tot in bijzonderheden na te gaan. De grote lijnen van het ontstaansproces van de Pentateuch kan men echter wellicht het beste schetsen met behulp van een combinatie van een fragmenten-, aanvullings-  en kristallisatiehypothese.” (243)

Als we Houtman volgen en het geheel als een bewust geredigeerde compilatie beschouwen, dan is het de vraag waar dat redactiewerk dan verricht is. Ook hier is hij behoedzaam. De gegevens wijzen hooguit in een richting. “Wat betreft de plaats van ontstaan van het opus magnum, valt een keuze tussen Palestina of Babel moeilijk te maken. Een keuze voor Babel kan in ieder geval niet verdedigd worden met het argument, dat na de deportatie naar Babel Palestina geheel beroofd was van intelligentsia. Wellicht pleit de bekendheid van de Samaritanen met de Pentateuch voor Palestina.” (248)

Ik heb de neiging vooral naar de literaire vorm en de profetische lading te kijken. De vraag naar de werkelijkheid achter het verhaal heeft een lading die mij slecht bevalt. Voor je het weet wil je de weergave van historische feiten bewijzen en denk je klaar te zijn als je op dat punt een overtuiging hebt verkregen. Het miskent de eigen waarde van de literaire weergave en het maakt een minder belangrijk punt essentieel. Barking at the wrong tree, als je het mij vraagt. De ‘tendenz’ of ‘theologie’ van deze gebeurtenis is waar het ons bij het lezen en geloven om moet gaan.

Naar aanleiding van: Dr. C. Houtman, Inleiding in de Pentateuch: een beschrijving van de geschiedenis van het onderzoek naar het ontstaan en de compositie van de eerste vijf boeken van het Oude Testament met een terugblik en een evaluatie. Kampen: Kok, 1980.

Ron Pirson, “Genesis en Exodus 1-18” In: Jan Fokkelman en Wim Weren, De Bijbel Literair: Opbouw en gedachtegang van de bijbelse geschriften en hun onderlinge relaties. Zoetermeer/Kapellen: Meinema/Pelckmans, 2003 legt de vinger bij de suggestieve namen van de Bijbelboeken: “De naam van het tweede boek is eveneens sterk gebaseerd op hetgeen verteld wordt: Exodus, ‘uittocht’.  Die namen, Genesis en Exodus, focussen op de inhoud van de boeken – iets wat aanzienlijk verschilt van de Hebreeuwse titels, Beresjiet en Sjemot, die de eerste woorden van het boek weergeven: ‘In het begin’ (aangezien in het Hebreeuws het lidwoord ontbreekt is het wellicht beter te vertalen met ‘Bij aanvang’) en ‘(dit zijn de) Namen’.  (61)

Dr. C. Houtman, Exodus I (Een praktische bijbelverklaring) (Tekst en Toelichting). Kampen, Kok, 1988. “… naar mijn mening Exodus deel uit maakt van een Genesis tot en met 2 Koningen omvattend geschiedwerk dat verhaalt over de verkiezing van Israël uit de volkeren tot dienst aan de HERE in het door Hem geschonken land, over de vestiging van het volk in het land en zijn ontrouw aan de HERE, die leidt tot de ballingschap van het volk. Het vestigt de aandacht op de roeping van het volk Israël door de geschiedenis heen en wil op die wijze aan de tijdgenoten van de schrijver(s) (midden zesde eeuw) duidelijk maken hoe en waarom het tot de catastrofe van 586, de val van Jeruzalem en de ondergang van Juda, gekomen is. Als zodanig is het geschrift tegelijkertijd een doorlopende oproep tot bekering, tot trouw aan de HERE en zijn geboden. Slechts wanneer men zich bekeert mag men hopen op herstel van de band met de HERE.” (11). Ook Ron Pirson wijst in De Bijbel Literair op dat grote geheel: “De boeken Genesis tot en met II Koningen vormen met andere woorden één doorlopend verhaal.” (63)