Met de klok mee

“De moderne wereld biedt een onuitputtelijke hoeveelheid dingen die de moeite waard lijken, en dus ontstaat er een onvermijdelijke en onoverbrugbare kloof tussen wat je idealiter zou willen doen en wat je kúnt doen.” Dit citaat las iemand laatst voor. Het komt uit het boek 4000 weken van Oliver Burkeman. (44) Het gaat over ‘Je tijd op aarde en hoe ermee om te gaan’, volgens de ondertitel. Het gevoel veel mogelijkheden benut te hebben, geeft mij – zestig jaar geworden dit jaar – rust. Last van de fear of missing out kan ik me niet heugen. Ik heb het wel druk besproken met een van onze kinderen. De kloof tussen ideaal en realiteit is niet voor iedereen of in elke levensfase even groot.

Wat mij echter nog meer aan het denken zette, was een volgende zin uit de voorgelezen boekpassage. Het ging over culturen die uitgaan van een cyclisch bestaan. “Alles was gegeven, bekend en vertrouwd: je was tevreden met de jou toebedeelde rol in het menselijke drama, een rol die vóór jou door talloze anderen was gespeeld, en na jouw dood door talloze anderen zou worden gespeeld. Je had niet het gevoel dat jou binnen jouw eigen moment binnen de geschiedenis opwindende mogelijkheden ontgingen.” (45) Het was of mij een licht opging: is denken vanuit de geloofsband met de Heer niet een hele sterke uitnodiging om je leven cyclisch te leren (be)leven?

De kerk van Christus heeft in de loop van de eeuwen een eigen ordening van de tijd ontwikkeld. Het kerkelijke jaar laat de gelovigen jaarlijks rond de grote daden van de Heer trekken. Advent, Kerst, Epifanie, Lijdenstijd, Goede Vrijdag en Pasen, Hemelvaart en Pinksteren. De feestkalender is gericht op het dichter naderen tot het mysterie van het geloof. Het jaar loopt steeds uit op Eeuwigheidszondag. Jaar in, jaar uit komt ditzelfde schema langs. Elk jaar dat wij ouder worden en deze cyclus benutten, leidt hij ons langs Christus. Hem alleen, want in Hem heeft God alles gezegd (Hebreeën 1,2). En Hem steeds meer. Zoals de heilige apostel ons schetst: “Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer weerspiegeld zien, zullen door de Geest van de Heer meer en meer naar de luister van dat beeld worden veranderd.” (2 Korinte 3,16) De luister van de Heer, dat is een paradox. Wij zien de glorie van het gruwelijke. Paulus had al in zijn eerste brief aan de gemeente van Korinte geschreven dat hij maar één focus had: Christus, en die gekruisigd (1 Korinte 1,22; 2,2). Deze luisterrijke Heer hebben ze gekruisigd (1 Korinte 2,8). Wie niet door de Geest van de Heer de ogen geopend krijgt, ziet niet wat er gebeurde op Golgotha. Maar wie tot geloof gekomen is,  ziet het wel. Die is geroepen om één te zijn met de Heer (1 Korinte 1,9). Die is bereid die luister te weerspiegelen, in een leven dat gekenmerkt wordt door de kwaliteiten uit Christus’ beroemde rede: nederig van hart, treurend om de zonden, zachtmoedig, verlangend naar gerechtigheid, barmhartig en zuiver van hart en vredestichters. Met als betekenisvolle afsluiter: bereid om vanwege de gerechtigheid vervolgd te worden (Matteüs 5,1-12). In zulke mensen zie je de Gekruisigde Heer. Het is niet voor niets dat de vroege kerk de sterfdag van martelaren jaarlijks begon te herdenken. Men noemde dat zelfs hun geboortedag (dies natalis). De bloedgetuigen waren in Christus’ voetsporen getreden.

Ons leven is dagelijkse groei. In Christus, zijn manier van leven, zijn karakter. Het ‘meer en meer’ uit 2 Korinte 3,16 is een wat stille maar eigenlijk heel fraaie aanduiding van die groei. Onopvallend als de langzaam dikker wordende bomen. Kom de volgende dag en je ziet nog geen verschil. Kom na een paar jaar terug bij het pas geplante boompje. Wat een verschil!

Ik zie het volgende beeld voor me: een boom, groot, stevig, vol van blad, vruchtdragend. Alles van en om de boom spreekt van leven. Deze boom is Christus.
Je krijgt een lang touw, heel lang touw. Je bindt het met een kant om de boom. De knoop goed vast en je loopt dan van de boom af. Tot het punt waar het touw strak komt te staan. Vanaf dat verre punt ga je lopen. Met de klok mee. Je houdt het touw vast en terwijl je loopt, lijkt het korter te worden. Met elke ronde windt het touw zich meer om de stam. Met elke ronde nader je de boom, tot je hem kunt aanraken. Omarmen.

Kan dat het beeld zijn van een leven met Christus? Van geboorte tot sterven? Elk mens komt tot leven onder de zorg van de Heer. Hij wil dat je er bent, waar je wieg ook staat. Hij kent je naam. Wie geboren wordt in een christelijk gezin of omgeving, heeft een genadig voordeel. Gods verbond, zijn belofte, het geloof van je ouders en de geloofssfeer in huis zijn als de rode streng in het touw dat je direct met de Heer verbindt. Je ouders of verzorgers leggen je stap voor stap uit wie de Heer is. Zoals beloofd. Gaandeweg mag dat geloof groeien. Je leert de Heer vertrouwen in de wisselende omstandigheden. Via uitbreidende kringen doen meer mensen mee, krijg je meer inzicht en kennis, door opleiding of kerkelijk onderwijs. Je krijgt het touw zelf in handen. Met elke verjaardag, in elke levensfase die je doorloopt, maak je een nieuwe kring om de boom Christus.

Naarmate je bewuster wordt, snap je ook dat je de andere kant op kan lopen. In cirkels kun je de afstand tot de boom vergroten. Sterker, je kunt het touw loslaten, het geloof verliezen en afscheid nemen. Maar wie de geloofsband beoefent, treft in de christelijke geloofsgemeenschap een heel bijzonder hulpmiddel aan: het kerkelijke jaar. In een vaste cyclus laat je je leiden en leer je de Heer verwachten. Christus nadert! (Advent). Hij werd mens en weet van onze voor- en tegenspoed, verleiding en trouw, mens als wij (Kerst en Epifanie). Wij overdenken zijn lijden. Zoals wij allen lijden en Hij nog erger dan wij (Veertigdagentijd). Hij stierf en onze oude mens met Hem (Goede Vrijdag). Hij verrees en wij met Hem (Paasmorgen). Hij bereidde zijn vertrek voor en liet de leerlingen niet als wezen achter (Hemelvaart en Pinksteren). Hij is bij ons door zijn genade en Geest en toch verlangen wij naar meer: straks bij Hem te zijn (Eeuwigheidszondag). En dus verwachten wij deze Heer uit de hemel. We beginnen opnieuw. Weer Advent. Steeds weer deze ronde.

Zij houdt ons gefocust. “Gebruik uw dagen goed,” zegt de apostel tot de gelovigen in Efeze, en hij laat erop volgen: “want we leven in een slechte tijd.” (Efeze 5,16; zie ook Kolossenzen 4,5). Niet voor niets heeft hij het gehad over wereldse begeerten die wij achter ons gelaten hebben (2,3). Maar vanwege de kwade machten om ons heen (2,2) is een geestelijke wapenrusting nog steeds op z’n plaats. (6,10-20). Onmisbaar onderdeel ervan is het gebed dat het ‘geheim van het evangelie’ bekend mag worden (6,19). Als dat gebeurt en onze levensdagen kan gaan beheersen, dan zal heilig leven de vrucht zijn. Wie dat niet doet, zal de Heer niet zien (Hebreeën 12,14).

En dus? Als dit waar is, wat dan?

We verschuiven in de eerste plaats de oud- en nieuwviering. Van het seculiere eind december naar het kerkelijke eind november. Het zal geen gezinsviering zijn maar gemeenteviering, in de vorm van ‘collectief bruisen’. Als huisgenoten van God vormen we een plaats waar God woont door zijn Geest (Efeze 2,19 en 22). Na het intensieve gedenken van de doden naar het feestelijke verwachten van de Heer. Het zal lastig worden om de commerciële druk van Sinterklaas en de decemberdrukte te overstralen. Ik laat het ideaal even niet door de werkelijkheid blokkeren.
En je gewone verjaardag? Ik heb wel eens gehoord dat mensen jaarlijks de dag vieren waarop zij gedoopt zijn. Toen kreeg je het teken van je nieuwe leven in Christus. Gebak halen en uitdelen!

Op deze manier bekeken hoeft, in de tweede plaats, de christelijke gemeente geen hoge prioriteit te geven aan het schrijven van vijfjarenplannen. De Christus-cyclus is jaarlijks hetzelfde. Naast de feesten vieren wij het heilig avondmaal, we dopen kinderen en pasbekeerden, we openen Gods Woord en beoefenen de christelijke barmhartigheid. What else? Als we nog plannen voor de komende vijf jaren op een A4tje willen schrijven, prima. Maar dan nemen we ons voor om bij het beëindigen van de periode te kijken of we groeiden in genade en de kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus (met dank aan de apostel Petrus voor deze combi, ‘genade en kennis’ 2 Petrus 3,18). Dat zal namelijk aan het licht gekomen zijn bij het onderling samenwerken aan de doelen, het omgaan met de successen, het verwerken van de tegenslagen, de akkefietjes en de bijstellingen halverwege. We zijn dan allemaal vijf jaar ouder geworden en samen even zoveel keren langs de Christusfeesten gegaan. Hoe heeft dat ons gevormd?

Zo bekeken wordt, in de derde plaats, ook het maken van plannen voor je persoonlijke leven een middel, een secundair middel, geen doel. Je wilt een studie doen en een beroep gaan uitoefenen. De levensfase als jongvolwassene wordt gestempeld door het zoeken van de identiteit en het toe-eigenen van waarden. Vanuit Christus bekeken is het niet zo wezenlijk of je wel de juiste studiekeuze maakt. Het gaat erom dat je tijdens je studie en je werk het beeld van God bent, de gestalte van Christus toont.

Wie in midlife bedenkt hoe je intussen aan mens en maatschappij hebt bijgedragen en een lijst maakt van spannende dingen die je nog wilt doen, kan dat relativeren vanuit Christus. Moet je werkelijk eens een reis naar New York gemaakt hebben? Hopelijk heb je geleerd dat relaties, vriendschappen en liefde het kloppende hart van leven is. Heb je in die levensfase getoond hoe het mysterie van het geloof je hielp om mensen van hart tot hart te leren kennen; en zij jou, omdat je kwetsbaarder geworden bent door het aantal draaiingen rond de heilsfeiten?

Wie als senior zuur en verongelijkt terugkijkt op het leven mag zich afvragen wat zo’n zeventig keer het kerkelijk jaar rondgaan aan mildheid gebracht heeft. Nog even en je staat oog in oog met de Heer. Je kunt de Levensboom aanraken. Kon Hij je veranderen naar zijn beeld, bij het naderen door de jaren heen? Christus is onze bestemming en dat kan je vrede geven over je biografie. Mooi en lelijk, zonde en goedheid, de wonderlijke mix die samen jouw levensverhaal is, kan mild geaccepteerd worden. Hij beloofde jou te naderen, als jij tot Hem zou naderen (Jakobus 4,8).

Achter de deur van de dood staat God zelf op je te wachten. Dan zal blijken dat ons lopen in dat kringetje om de boom het resultaat was van zijn aantrekkingskracht. Zijn liefde. ‘Niemand kan bij Mij komen,” sprak de Heer, “tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem bij Me brengt, en ik zal Hem op de laatste dag laten opstaan.” (Johannes 6,44) Het leven gaat dus verder na de dood. We passeren allemaal een keer ‘de laatste dag’. Dan is het aardse leven de training geweest en krijgt het leven een kwaliteit waar het huidige bij zal verbleken. Ons aardse bestaan dus als het reageren op de aantrekkingskracht van dit perspectief.
Je tijd op aarde en hoe ermee om te gaan.
Ik hoop nog wat rondjes te draaien.


Mede naar aanleiding van Oliver Burkeman, 4000 weken: Je tijd op aarde en hoe ermee om te gaan. Amsterdam: Maven Publishing, 2021.