Kerst, een laat verschijnsel

Je zou het bijna niet geloven, maar de viering van Kerst is een laat verschijnsel. Pas in de vierde eeuw wordt het tot een vast jaarlijks gebruik. Eeuwenlang heeft de christelijke kerk zonder gekund. Als er al iets te vieren was, dan was het de sterfdag en de opstandingdag van de Heer, niet de dag van zijn geboorte. Het Paasfeest vormt het hart van het christelijke jaarritme. Maar in de beleving van velen is dat Kerst geworden. Ook als je met afschuw de vercommercialisering van de kerstdagen ziet, blijft het gevoel dat het Kerstfeest bijzonder is. Dat heeft volgens mij te maken met diep gewortelde en universele levensritmes: de donkere dagen zijn in hun kracht, maar we weten dat het langzaam maar zeker weer licht zal worden. Het klimaat is koud, regenachtig en grijs, maar we beseffen dat over een paar maanden de lente weer zal aanbreken. Het is de tijd van de wisseling, de wende naar de betere tijden.

Nu Kerstfeest door de kerk in het Westen gevierd wordt rond de kortste dag, vormen die creatuurlijke gevoelens mede de beleving van het geboortefeest van de Heer. Ook al zijn er aanwijzingen dat Hij niet in de winter geboren is, toch roept Kerst associaties op met duister (en licht), kou (en warmte), alleen zijn (en opgevangen worden), arm en hongerig zijn (en lekker eten samen). We kunnen het niet meer loskoppelen. Wie in een moment van vermetelheid zou roepen, dat de christenen Kerst niet meer zouden moeten vieren vanwege haar bederf in de huidige tijd, die zal merken dat hij geen applaus krijgt. We zullen het ermee moeten doen, met dit feest, hoe lastig soms ook. We zullen het er het beste van moeten maken.

Je kunt Jezus’ boodschap vertellen zonder zijn geboortegeschiedenis. Markus (waarschijnlijk het oudste evangelie) begint bij het publieke optreden van Johannes de Doper en laat Jezus direct op hem volgen, als volwassen man. In de brieven van Paulus (waarvan sommigen nog eerder dan de evangeliën geschreven zijn) kom je vrijwel geen verwijzing tegen naar de bijzonderheden uit de tijd van de geboorte van Jezus Christus. De leerlingen verkondigden zijn daden, zijn sterven en opstanding en de Geest van Christus bevestigde hun boodschap met wonderen en tekenen. Mensen luisterden naar de preken in synagogen, op de markten, in de gevangenis of onderweg op de boot. Zij hoorden wat God door Jezus in Palestina had gedaan en werden door de leerlingen gewezen op zijn terugkeer. Hij komt, bereid je voor door berouw en bekering! Verhalen over Joodse herders en oosterse magiërs waren niet standaard in de prediking.

Lukas is zelf door de prediking tot geloof gekomen. Uit Kolossenzen 4 kun je afleiden dat hij van heidense afkomst was. Nadat Paulus eerst een aantal Joodse medewerkers had genoemd (Aristarchus, Markus en Jezus Justus) vermeldt hij ook nog enkele anderen, van wie we mogen aannemen dat zij dan tot de gelovigen uit de heidenen behoren (Epafras, Lukas en Demas). Het blijft een open vraag waar en wanneer Lukas tot geloof is gekomen. We zien hem meereizen met Paulus in het boek Handelingen. Hij noteert bepaalde passages in de wij-vorm. Dat is vanaf de tweede zendingsreis. Lukas was arts en dus goed opgeleid. Hij heeft zich op een goede dag de opdracht gesteld om de boodschap, die de apostelen preken (en in de eerste plaats Paulus, van wie hij reisgenoot is) te ondersteunen met een gecontroleerd verhaal over Jezus Christus. Hij opent er zijn boek mee, om daarin zijn eigen positie als schrijver te markeren. Er waren al anderen die geschreven hadden over de daden van Jezus, nu doet Lukas het nog eens, ‘nauwkeurig en op ordelijke wijze’.

Hij richt zich tot iemand die Theofilus heet (vriend van God). Is hij al christen? Onwaarschijnlijk gezien de aanspraak met de titel. In ieder geval is helder dat Theofilus een eerste kennismaking met de prediking van de apostelen achter de rug heeft: de zaken waarin u bent onderricht. Hij hoort niet voor het eerst over Jezus. Hier hebben we een geïnteresseerde Romein, een zoeker wellicht. Lukas wil hem met dit verhaal overtuigen van de waarheid van de prediking.

Wie ziet dat Lukas zich laat inschakelen bij de verbreiding van het evangelie, heeft ineens een draad in handen om missionair bewust te worden. Wij hebben het, net als hij, van horen zeggen. Lukas kreeg als medewerker van Paulus kansen en dat deed hij naast zijn artsenwerk, en juist ook als arts. Hij gebruikte zijn gaven om te schrijven voor de missie van de kerk van Christus. Het woord wil verder en gebruikt ons. Wij kunnen aansluiten, allereerst bij de mensen die je zo al tegenkomt in je leven. Lukas, de arts, heeft kennis gekregen aan de hooggeachte Theofilus. Zo hebben ook wij onze kring van bekenden, voor wie wij de boodschapper kunnen zijn.

Want de Heer komt. Lukas schrijft vanuit verwachting. Hij gaat terug naar de tijd, vlak voor de geboorte van de Redder. Wij lezen dus de geboortegeschiedenis met de kennis van de afloop. Dat haalt de spanning er niet uit, maar legt die erin. Zien wij in de geboorteverhalen dezelfde God aan het werk als in de daden van zijn Zoon op aarde? Horen wij in de woorden van engelen en herders, mannen en vrouwen, de klanken die wij al kennen uit de rest van het evangelie?

Je kunt zonder advent en Kerst. Maar nu het er is, maken we er iets moois van: een hernieuwde aandacht voor het oude evangelie, een verhoogde spanning en uitzien naar de laatste dag.