“Hij greep de draak, de slang van weleer, die ook de duivel of satan wordt genoemd, en ketende hem voor duizend jaren.” (Openbaring 20,2) Dat zag de heilige apostel Johannes tijdens zijn ballingschap op Patmos. Een andere apostel, Paulus, beschreef de terugkeer van de Heer als een ‘Hem tegemoet gaan in de lucht’. (1 Tessalonicenzen 4,17) In het chiliasme worden deze en andere uitspraken met elkaar gecombineerd: het duizendjarig vrederijk en de opname van de gemeente, verbonden met de grote verdrukking, en dat alles in een bepaalde volgorde die te construeren is aan de hand van een serie Bijbelteksten. Ik heb het recente boek van Wim Grandia op dat punt uitgebreid samengevat, klik hier, want ik wilde er nu wel eens wat over vinden. Of beter: ik wil uitschrijven waarom ik het geen overtuigend verhaal vind. Dat ga ik hier doen.
Laat ik Grandia eerst nog aan het woord laten over zijn intenties en uitgangspunten. “Ik leef,” schrijft hij in het begin van zijn boek, “vanuit de overtuiging dat de Bijbel het onfeilbare Woord van God is, maar dat de uitleg daarvan wel feilbaar is en daarmee beperkt en in ontwikkeling. Dit besef maakt dat we bescheiden en voorzichtig behoren te zijn.” (22-23) Dat spreekt me aan. Aan het woord ‘onfeilbaar’ heb ik een beetje een hekel maar de intentie snap ik. Dat voel ik ook in alle uiteenzettingen van Grandia terugkomen. Hij heeft respect voor de Heer en wil daarom de Bijbel laten spreken, ook waar het schokkend is en tegen het menselijk gevoel ingaat. De menselijke uitleg is wel feilbaar, akkoord, en dus beperkt en in ontwikkeling. Terecht dat hij dus aandringt op bescheidenheid en voorzichtigheid. Maar, eerlijk, dat zie ik niet terug in de veertig studies over het laatste Bijbelboek. Hij is overal helder, weet hoe het zit, gaat maar op weinig punten echt de discussie aan met andere uitleggers en noteert ook nergens waar zijn uitleg wellicht nog haperingen vertoont of vragen open laat. Het boek is van een overtuigde uitlegger op de voorgrond die zonder aarzelingen de keuzen in de uitleg heeft gemaakt. En ik vermoed dat dat nu voortvloeit uit het idee dat de Bijbel ‘onfeilbaar’ is. Waar de teksten op informatiewaarde worden onderzocht, moet het allemaal logisch kloppen. De puzzel van de toekomst is in principe foutloos te leggen en waar wij in de uitleg het niet weten of het niet sluitend krijgen, moet de feilbaarheid aan onze kant liggen. De vraag is echter of wij de oude teksten, die wij als heilig ontvangen, zo wel recht doen.
Al gauw moet Grandia zijn kaarten laten zien. Johannes hoort een stem ‘die klonk als een bazuin’ (1,10). Waarom maakt Johannes deze en dergelijke vergelijkingen? Eerste leesregel volgens Grandia: “Let op omschrijvingen die beginnen met ‘(zo) als’, waarmee Johannes iets probeert te omschrijven wat hij niet (her)kent of waar hij geen woorden voor heeft.” (34) Goeie tip, dank je Wim, en verder? Er volgen er nog zes (zie de complete lijst aan het slot van deze blog). Vooral nummer 6 heeft grote invloed op de uitleg:
“Besef dat de inhoudelijk lijn van Openbaring chronologisch is opgebouwd, met tussendoor zes intermezzo’s met aanvullende informatie.”
Het woord ‘informatie’ verontrust me wat, maar is het waar, dat chronologische? Volgens Grandia volgt uit Openbaring 1,19 een driedeling in het boek: “Schrijf daarom op wat je gezien hebt, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren.” Hoofdstuk 1 gaat dan over wat Johannes gezien heeft. Hoofdstuk 2 en 3 over wat er in zijn tijd is. En de resterende hoofdstukken over wat er zal gebeuren. (39) In strikte toepassing gaat dit vastlopen. We lezen in 16,17 dat het voorbij is, maar dat blijkt het toch niet te zijn. In 21,6 horen we het opnieuw. Maar wat nog meer wringt is dat zo een groot deel van het boek niet relevant is voor de eerste lezers. Bart van Nes in zijn recente boek Zie, Ik maak alle dingen nieuw (2024), wijst daarop: “Wat moeten zij met zaken die pas tweeduizend jaar laten gaan gebeuren?” (15) In het begin van het boek worden de lezers opgeroepen zich te houden aan ‘alles’ wat er gezegd wordt. (1,3)
Van Nes legt er ook de vinger bij dat Openbaring zich op een bepaalde manier presenteert: Apocalyps, profetie en brief. ‘Apocalyps’ is het eerste woord. Het betekent: onthullen of openbaren. (vergelijk Matteüs 11,25) De eerste lezers waren stellig meer bekend met dat genre boeken. Er was al eeuwen lang veel van in omloop. Het doel van apocalyptische literatuur is om het gordijn weg te schuiven, ‘…de ware aard van de werkelijkheid in het licht van Gods koninkrijk stellen’. (21) Daaruit volgt de oproep om je publiekelijk uit te spreken voor God en daaraan trouw te blijven. A. van de Beek wijst in zijn discussie met het chiliasme (in God doet recht uit 2008) op hetzelfde: “Het gaat [in Openbaring] om een bemoediging van de gemeente, waarin voor haar in steeds nieuwe beelden en perspectieven gezegd wordt dat alle aanvallen die zij te verduren heeft, zullen stuklopen op de macht van het Lam dat heerschappij voert, als een Leeuw en een overwinnende Ruiter.” (261) Dit wil ook zeggen dat de narratieve structuur eerder cyclisch dan lineair is. “In de inleiding staan al de conclusies en elk hoofdstuk herhaalt het punt waarom het gaat met steeds weer wisselende aspecten.” Het zijn in feite vertellingen over de vraag wie wij zijn. Openbaring kun je zien als een collectie identiteitsbepalende verhalen voor de gemeente.
Bart van Nes brengt de structuur overtuigend in beeld:
Aan de hand van structurerende tekstkenmerken onderscheidt hij twee hoofddelen (1-11 en 12-22) en vier hoofdaktes. In de tweede akte komen we drie series van zeven tegen, steeds afgesloten met eenzelfde formule. Er is niet alleen sprake van herhaling maar ook van intensivering. Elke cirkelbeweging begint boven, bij God, en daalt dan af, in het conflict op aarde. Tenslotte word je weer meegenomen in de lofprijzing, weer boven dus. Het wordt uiteindelijk op de spits gedreven. Er is een voortdurend contrast: twee visies, twee koninkrijken, twee zegels, twee manieren van leven staan tegenover elkaar. Twee steden: Babylon (dat vallen zal) en Jeruzalem (dat neerdalen zal). “Voortgestuwd door urgentie en spanning stuurt het boek zo uiteindelijk aan op de ultieme keuze waar elke lezer voor staat: in welke stad ben ik thuis?” (19)
Het laatste Bijbelboek presenteert zich ook als profetie. (1,3) Dat is in de Bijbel echt meer dan toekomstvoorspelling. Het is – vergelijkbaar aan apocalyptiek – een vertellen over Gods perspectief op de dingen, vaak gecombineerd met de oproep tot inkeer en trouw. Als er toekomst-elementen inzitten zijn er die er voor de actie op het moment. Met zelfs de mogelijkheid dat het niet door zal gaan. Dat zag Jona bij Ninevé bijvoorbeeld.
Aanhef en slotzegen, zeven brieven in het geheel van de brief, ook dat is Openbaring. Concreet geadresseerd net als de vele andere brieven die als heilige boeken door de kerk worden bewaard in de canon. Openbaring is dus niet allereerst aan ons geschreven. Openbaring is een ‘open boek’, niet verzegeld (22,10) zoals dat wel het geval was bij het einde van het boek Daniel. (8,26; 12,14) Het is als geheel een actueel boek dat door de eerste lezers begrepen zal kunnen worden.
Nu is het ook nog zo dat de eerste geadresseerden onderscheiden kunnen worden. Het zijn christenen in vervolging, al was het aan het einde van de eerste eeuw niet algemeen in het Romeinse Rijk. “De druk kwam dus niet per se van bovenaf maar juist van onderop, vanuit de directe omgeving. Omdat de leefstijl van christenen zo anders was, lagen ze dagelijks onder loep.” (Van Nes, 24) Sommigen verdroegen dat, anderen stonden in tweestrijd. En dan was ook een groep christen die in goede welstand leefden. “Voor al deze doelgroepen komt het boek dus ook op een andere manier binnen. Hetzelfde gedeelte dat voor de ene lezer bemoedigend en vertroostend is, kan voor de andere lezer alarmerend en verontrustend zijn.” (25) Identiteitsbepalende verhalen voor mensen die ook nu in dergelijke existentiële situaties terecht komen, zo lees ik de Openbaring.
Als ik zo probeer het Bijbelboek serieus te nemen, dan heeft dat ook gevolgen voor de omgang met de getallen. Regel 5 van Wim Grandia is: “Neem genoemde plaatsen, tijden en getallen letterlijk, tenzij de Bijbel er zelf aanleiding voor geeft om dit niet te doen.” Als uitgangspunt best goed, maar wie zal op alle plaatsen precies bepalen wat letterlijk of symbolisch is? De uitlegger moet afwegen en daar ontkomt Grandia ook niet aan. (zie bijvoorbeeld 289) Het past bij het lineaire lezen om precieze getallen te accepteren. Want in er zit informatie in verborgen. Het is onvermijdelijk dat de beschrijvingen nauwkeurig moeten kloppen met de historische gebeurtenissen. “De meeste moderne chiliasten hebben een historische interesse,” typeert Van de Beek, “Zij willen weten hoe het in de toekomst gaat. Zij willen de geschiedenis van morgen schrijven.” (259) Het ook Grandia bekend dat in het verleden al uitleggers de actualiteit tot het eindpunt zagen naderen (419) – en dat bleek toch niet zo. Mislukkingen in de voorspellingen geven geen reden om chiliasme op te geven; net zo natuurkundige natuurkunde niet opgeeft na mislukt experiment. (Van de Beek, 260) Concreet betekent het dat ik de duizend jaar als aanduiding niet letterlijk neem. Het is een periode tot een afronding zal komen die ervaren zal worden als compleet (10 keer 10 keer 10). Een soort nieuwe ‘volheid des tijds’.
Bij alle verschil is er in de uitwerking ook veel overeenkomst. Grandia citeert een onbekende met deze uitspraak over het lezen van het boek Openbaring. Het gaat erbij ‘… niet alleen om informatie, maar ook en vooral om transformatie.’ (27) Dat herken ik en onderstreep ik. Het komt aan op de keuze voor de Heer en de doorwerking van de Geest. Grandia maakt het keuzemoment me te puntig: “Kun jij voor jezelf zeggen dat er een dag in je leven is geweest dat je tot geloof gekomen bent?” (92) En de consequentie van een ‘nee’ te activistisch. Zo nee, stel dan de keuze geen dag meer uit. En uit de beschrijving van de morele ontaarding komt als vanzelf de aansporing om het goede te doen naar voren. Dat daarbij de LHBT beweging een veeg uit de pan krijgt (145), verdient geen pluim, sterker, het bewijst dat zijn uitleg en toepassing star wordt. De keuze voor Jezus is ook de keuze voor de leefstijl die Grandia zal passend ziet (zie ook 195v over de vijf grote zonden: aanbidden van demonen (Boeddhabeelden), moord (abortus), toverij (drugs), ontucht en diefstal). Van den Brink en Van der Kooi schrijven in hun Christelijke dogmatiek (2012): “Het motief achter deze chiliastische verwachting is ronduit bijbels te noemen. Het wil het heil van Christus niet laten vervluchtigen in een spiritualistische opvatting ervan.” (660) Maar zij wijzen ook treffend aan waar het geheel van dit denken uit de rails loopt: “Wij achten deze omgang met de Bijbel en de Bijbelse toekomstverwachting als reportage om hermeneutische en theologische redenen inderdaad inadequaat. Een dergelijk omgang respecteert de christologische en pneumatologische verbanden van de Bijbelse toekomst verwachting niet.” (662-663)
Mede naar aanleiding van: Wim Grandia, Zie, Ik kom spoedig: 40 studies over het Bijbelboek Openbaring.2 Hoornaar: Gideon, 2023.
Bart van Nes, Zie, Ik maak alle dingen nieuw: Openbaring en de overwinning van het Lam. Utrecht: KokBoekencentrum, 2022.
Dr. A. van de Beek, God doet recht: Eschatologie als christologie. Zoetermeer: Meinema, 2008.
Dr. G. van den Brink, dr. C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding. Zoetermeer, Boekencentrum, 2012.
Drs Henk de Jong publiceerde in 1999 het boekje Hete Hangijzers: Over moeilijke Bijbelteksten en omstreden thema’s. Daarin nam hij een boeiende preek op over Openbaring 20. Een enkel citaat:
- “Bij de Chiliasten merk je dan ook een wat ik zou willen noemen onbijbelse aandachtsverschuiving op. De hoofdnadruk in de christelijke verwachting valt bij hen niet op het laatste, maar op het voorlaatste. Dat laatste, de definitieve voltooiing, wordt bij hen zelfs bloedarm. Wat moet en dan tenslotte, na dat duizendjarig rijk, eigenlijk nog komen?, vraag je je af.” (111)
- “Maar als die duizend jaren nu eens een optelsom zijn van vele kleine stukjes geschiedenis? Her en der verspreid? Een geheel van factoren die de geschiedenis bepalen en die duidelijkheidshalve in een pakkende voorstelling bij elkaar zijn gezet? En dat, wil je die factoren in de werkelijkheid terugvinden, je ze uit die lijst van tien-bij-tien-bij tien moet nemen.?” (113)
- “En wat zijn die factoren die de geschiedenis bepalen? Nu, zij die in Christus geloven stralen invloed uit. Niet gladjes, maar door lijden heen – wat voorgesteld is in de ergste vorm van lijden: het martelaarschap. Dat uitstralen van invloed door lijden heen heet hier het hersen met Christus in de eerste opstanding.” (114)
- “Want niemand van ons kan het geheel overzien, wij houden ons allemaal met stukjes van de legpuzzel bezig, die her en der verstrooid over de grond liggen. Maar Openbaring 20 is als de afbeelding op de doos van de puzzel.” (114)