In de brief aan de gemeente van Kolosse is ‘volheid’ een kernwoord. Ik wees daarop in een preek eerder dit jaar over de uitspraak in hoofdstuk 2: “Want in hem (Christus) is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig.” (vers 9) Je komt de uitdrukking ook tegen in 1,19: “in hem heeft heel de volheid willen wonen.” Paulus gebruikt die uitdrukking ‘de goddelijke volheid’ waarschijnlijk omdat dat in die dagen een term was die gangbaar was. In de Bijbel wordt verder gewoon over God, of over de naam ‘HEER’ gesproken. In onze tijd hoor je over het Al, de hogere macht, iets. In die eerste eeuw was net als nu de wereld vol van gedachten over ‘de goddelijke volheid’ en als je die wilde bereiken als mens, dan werd het lichaam eerder lastig dan nuttig geacht.
Het valt op dat de uitdrukking volheid ook terug komt als het gaat over de gelovigen. Ik wijs op de volgende tekst: “… omdat u een bent met hem, het hoofd van alle machten en krachten, bent u ook van die volheid vervuld.” (2,10; zie ook 4,12) Toch is dat geen reden tot tevredenheid, alsof er geen werk meer te doen is. Paulus spreekt over het bereiken van de volmaaktheid: “Wij vragen dat u Gods wil ten volle mag leren kennen” (1,9) en hij verwijst naar de erfenis die komen gaat: de volmaaktheid: “Hem verkondigen wij wanneer we iedereen waarschuwen en in alle wijsheid onderrichten, om iedereen tot volmaaktheid in Christus te brengen.” (1,28) Dan is Christus ‘alles in allen’. (3,11)
Paulus beschouwt deze groep van jonge christenen klaarblijkelijk als door Gods Geest herboren. Zij hebben een geloofskeuze gemaakt (1,23) en hebben inzicht. Tegelijk is er nog aan geloof en inzicht te winnen en de brief is een van de middelen die Paulus (op afstand door zijn gevangenschap) benut om te onderwijzen. In de brief verzet Paulus zich tegen mensen die zich ingewijd achten in het geestelijke leven: “Laat u niet veroordelen door mensen die opgaan in zelfvernedering en engelenverering…” Dergelijk denken past niet bij het nieuwe leven uit Christus. Dat accent op Christus voorkomt ook dat hij wettisch wordt. Hij wijst steeds op Christus’ dood en opstanding als de beslissende feiten en van daaruit komt de levensstijl tevoorschijn. En als in het leven met Christus een nieuw wetticisme opduikt, is de apostel sterk in zijn weerstand: “Laat niemand u iets voorschrijven op het gebied van eten, drinken of het vieren van feestdagen, nieuwe maan en sabbat.” (2,16; zie 2,20)
Geloven is dus een band hebben met de Heer, die leeft, maar die wij kennen als de gekruisigde. Dat is de maat van geloof of ongeloof. De Heilige Geest wordt maar sporadisch genoemd in deze brief. In hoofdstuk 1,8: “Hij (Epafras) heeft ons verteld over de liefde die de Geest in u opwekt.” Het is de Nederlandse vertaling van ‘uw liefde in de Geest’. Dat is een compacte uitdrukking die liefde en Geest wel verbindt, maar niet precies verheldert hoe de relatie nu precies is: gaat het om de liefde die de mensen opbrengen om te gehoorzamen aan de Geest? Of gaat het om de Geest als oorzaak? Dat laatste suggereert de NBV: de Geest is de bron van hun liefde, wekt die op. Kan goed, deze interpretatie. In 1 vers 9 komt de Geest opnieuw ter sprake. Daar gaat het over Gods wil leren kennen “… door de wijsheid en het inzicht die zijn Geest u schenkt.” Hier gaat het in het Grieks om een bijvoeglijk naamwoord: ‘geestelijke wijsheid en inzicht’. Opnieuw maakt de NBV gebruik van een omschrijvende vertaling, waarin een vertaalkeuze verpakt zit: de Geest als bron. Mogelijk, maar niet als enige optie. Je kunt het ook begrijpen als het vermogen om in te zien wat goed en kwaad is in Gods ogen. In beide gevallen blijkt dat Paulus die werking van Gods Geest al als aanwezig beschouwt. De Geest is geen extra voor gelovigen die in level 2 zitten, maar de werkzame kracht van God die de gelovigen allen verder brengt. Dat doet hij stellig bij ieder op eigen wijze, zodat het niet vreemd is om verschillen te zien. Maar het maken van onderscheid tussen christenen-met en christenen-zonder de Geest krijgt vanuit de brief aan de gemeente van Kolosse geen ondersteuning. Allen hebben de Geest, want allen hebben Christus.