Het is niet logisch

“Mijn hart wordt verscheurd,” zegt de HEER. Dat is heel menselijk gesproken. Als wij mensen van twee kanten getrokken worden, en we geen van beide willen opgeven, voelen wij ons verscheurd. Kan God dat ook hebben? En heeft dat iets met zijn heiligheid te maken?

De profeet Hosea geeft deze woorden van de Heer door. We zijn dan in de achtste eeuw voor Christus. Het is een tijd die voor Israël steeds donkerder wordt. De verhouding tussen God en zijn volk staat onder druk. God beklaagt zich: “Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen.” (11,2) Hij heeft daarom het voornemen om de loop der dingen om te draaien. Heeft Hij  Israël ooit uit Egypte weggehaald, nu zal Hij hen terugsturen. “Zouden zij niet naar Egypte terugkeren, zou Assyrië niet over hen heersen, nu zij weigeren naar Mij terug te keren?” (11,5)

Je kunt je heel goed voorstellen dat God als reden daarvoor zou aanvoeren dat Hij heilig is. Afgoderij is de hoofdzonde die de Israëlieten begingen (11,2). Zonde krenkt de heilige God. Maar het wonderlijke is dat God zijn heiligheid noemt als het gaat om zijn barmhartigheid. Ineens wordt de toon heel anders. Eerst is de dreiging niet meer te stoppen – en dan tóch wel. Het gebeurt tussen vers 7 en 8, een onverwachte wending.

Hoe komt dat? De profeet Hosea mag het zeggen: de HEER is innerlijk verscheurd. De HEER is diep bewogen met zijn volk. Hij wil zijn volk niet vernietigen. En dan komt het: “Want God ben Ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig, Ik zal niet meer in woede ontsteken.” (11,9) Je wrijft je ogen uit: God laat zijn toorn varen – want Hij is heilig.

Prof. Eric Peels wijst in zijn boekje Heilig is Zijn naam: Onze godsbeelden en de God van de bijbel (2000) op het werkwoord ‘omkering’. “Niet Israël zal ‘omgekeerd’ worden, maar in Gods eigen hart vindt ‘omkering’ plaats.” (74) De Statenvertaling maakt dat duidelijk. In plaats van “Mijn hart wordt verscheurd” vertaalt die “Mijn hart is in Mij omgekeerd.” Prof Peels stelt dat het nog sterker kan: “Mijn hart keert zich tegen Mij om”.

Hoe kunnen we Gods innerlijk ooit verstaan? Het is vaak al moeilijk je eigen hart helemaal te begrijpen. Hoeveel te meer het hart van God. Hij is God, geen mens. Wint barmhartigheid het in God van de rechtvaardigheid? Gods heiligheid van zijn terechte boosheid? Hier kom je er niet met redeneren. Menselijke logica breekt stuk. Dit is de taal van de liefde. God sprak door middel van Hosea onze taal. In Jezus Christus kwam Hij nog dichterbij. Hij is mens geworden. Hij liet het zien in de volle menselijkheid. Wát een God! Hij komt in onze honger en kou. Hij laat zich behandelen als de grootste zondaar. Hij sterft aan het kruis van Golgotha “… en ook dan nog zien we in een spiegel, als in raadsels, en we aanbidden….” (Prof Peels, Heilig is Zijn naam, 75). Zo is het. We zingen het elkaar toe met Kerst: Komt laten we aanbidden, die Koning.


De wonderlijke wending van oordeel naar genade komen we ook bij andere profeten tegen. Zie bijvoorbeeld: Joël 2 tussen vers 17 en 18, Sefanja 3 tussen vers 8 en 9. Lees ook nog eens het ontroerende stuk in Psalm 103, vers 8-13.