Heersen op Gods aarde

Nu het klimaat een crisiswoord is geworden, is de vraag naar een Bijbelse boodschap hierover actueel. Christenen uit de protestantse, neocalvinistische traditie zijn cultuur bewust. Ook graag tot actie bereid en dat liefst met een duidelijk Bijbel mandaat. Het cultuurmandaat was in mijn jonge jaren een vanzelfsprekendheid. De mens uit beeld van God en heeft de opdracht de aarde te ontwikkelen tot eer van God. Hier een citaat uit het klassieke werk van prof. dr. Klaas Schilder (1890 – 1952), Christus en cultuur: “… dat elk geschapen arbeider van God alle ‘talenten’ door God aan zijn arbeiders in de scheppingsmorgen uitgereikt, in de historie van de geschapen wereld zó in zichzelf moest naspeuren en zo leren gebruiken, dat tenslotte uit de wereld, door productiefmaking van de in de wereld gelegde, en daarna door de speurende mens te ontdekken en in hun ‘aard’ te respecteren ‘mogelijkheden’, alles gehaald zou worden wat erin zit.” (49)
Intussen is juist die houding onder kritiek gekomen. Wie alle potentie in de aarde wil exploreren vergeet gemakkelijk de grens. Onmatig zijn grondstoffen benut voor de groei van globale economie en welvaart. Afval en uitstoot groeiden mee en nu blijkt het allemaal wat warm te worden – te heet onder onze voeten zelfs. We moeten de opwarming zien te beperken. Diverse leefvormen op Gods aarde lopen daarbij reële dreiging op uitsterven. Heeft het Bijbelse werkwoord ‘heersen’ nog iets goed te bieden?

Prof. Cees Houtman (* 1945) schreef al in 1986 een boekje om tot voorzichtigheid in Bijbelgebruik aan te moedigen. In Wereld en tegenwereld lezen we: “Zowel een milieuvijandige als een milieuvriendelijke houding blijken dus op de Bijbel gebaseerd te kunnen worden en nog wel met verwijzing naar een en dezelfde passage (Gen, 1:26vv.).” (12) Daarom heeft hij zich gezet tot een nauwkeurige scan van de verschillende teksten uit het Oude Testament. En dat begint hij bij de mens als ‘beeld van God’. (12-13)
Het is van belang te bedenken dat deze typering voorkomt in Genesis en dat Genesis onderdeel van een groot historiewerk. Dat kreeg vorm in de zesde eeuw voor Christus. Het wil het falen van Israël tekenen, de catastrofe van 586, val van Jeruzalem en deportatie naar Babel. De mens is eigenaardig eigenmachtig. De oergeschiedenis vertelt driemaal een zondeval (Genesis 3; 6,1-4; 11,1-9) en Gods bereidheid om opnieuw te beginnen. Na de derde val zien we dan aan Gods kant een opmerkelijke reactie: de roeping van Abram. Hij houdt de hele wereld op het oog. God wil van de wereld een paradijs maken. “Bedacht moet worden dat hij bovenal het oog heeft op de mens in zijn tijd. Hem wil hij door middel van de oergeschiedenis voorhouden, wie en wat de mens is en wie en wat hij overeenkomstig de bedoeling van God behoort te zijn.” (14)
Als er dan over heersen worden gesproken, over de dieren, dan betreft dat de mensen die zich in leven houden door het bedrijven van landbouw. De associaties die dat in het Oude Testament oproepen zijn die van krachtdadigheid en geweld. (16) Het beeld rijst op van een koning die geen doetje is. Hij maakt korte metten wat hem in de weg staat. Heersen en onderwerpen verhinderen dat wij een idyllisch beeld van de Genesis 1-wereld maken.

Het is op dit punt dat de bijdrage van Matthijs de Jong in Met Andere Woorden het plaatje bijstelt. In zijn opstel benadrukt hij dat de zevende dag de inhoud van de schepping bepaalt. Ten onrechte wordt de literaire knip gelegd bij 1,31. Genesis 2,3 is de afsluiting van het eerste deel. De sabbat is het ordenende principe van de schepping. Dat in onderscheid met de oorsprongsverhalen van de volken rondom Daar ordent het koningschap de wereld (zie bijvoorbeeld de rol van Marduk in Enoema Elisj). De rol van de mens is om de door God gegeven sabbatsorde te handhaven. De schepping kan dat niet uit zichzelf.
Hoe dat eruit moet zien, is in de priesterlijke wetgeving uiteengezet. Er is een sterk verband tussen Genesis 1-2 en Exodus en Leviticus. Wie er oog voor krijgt die hoe sabbat en zeven een rode draad vormen in wetten voor mensen en dieren, en zelfs voor het land. Priesterlijk werk is het onderscheid maken, tussen rein en onrein. Zo is ook het scheppen in Genesis 1 een vorm van scheiden. God creëert in gewelddadig als koning, er is geen strijd met de chaosmachten. “De manier waarop God hemel en aarde inricht valt niet los te zien van het gedrag dat hij vraagt van zijn plaatsvervanger op aarde. Die moet zijn rol niet uitvoeren met onoverwinnelijkheid en wapens op het slagveld, maar door te leven door de sabbatsorde. … koninklijk heersen maakt plaats voor priesterlijk heersen.” (30-31) Als hij dat doet zal de aarde gedijen. Doet hij dat niet, dan gehoorzamen dieren en aarde hun Schepper, tegen de mens. Israël bezit op voorwaarde. Heersen is – daar valt De Jong Houtman bij – niet een mild begrip. De invulling op de manier van de sabbatsorde geeft zo richting aan het heersen dat het leven erdoor opbloeit. Maar als wij bedenken dat Genesis rond de ballingschap samengesteld is, dan is duidelijk dat de mens gefaald heeft. De heilige gemeenschap die als huisvesting voor de heilige God moest gelden kwam niet tot stand.

Aan het slot noteert De Jong over het Nieuwe Testament: “Nadruk op het land of de aarde is hier veel minder uitgewerkt dan in het Oude Testament, maar zowel de sabbatsorde als de orde van de Geest verzetten zich tegen het imperialistische machtsmodel van hun tijd. Dat zou een uitgangspunt moeten zijn van ieder nieuw spiegelbeeld bij Genesis 1:1-2:3.” (37)


Mede naar aanleiding van: K. Schilder, Christus en cultuur. Vijfde druk geannoteerd door prof. dr. J. Douma. Franker: Wever, 1978

C. Houtman, Wereld en tegenwereld: Mens en milieu en de Bijbel / Mens en milieu en de Bijbel. Baarn: Ten Have, 1982

Matthijs de Jong, ‘Heersen als beeld van God: (g)een ramp voor de aarde: Een exegetische verkenning van Genesis 1:26-28’ In: Met Andere Woorden: Vakblad Bijbel en Vertalen 41 (2022 -2023), 2, 22-41.

Het citaat van Schilder is, nauwkeurig gelezen, behoorlijk genuanceerd. Waar het door de cursivering (van K.S. zelf!) lijkt dat het erop aankomt om alles eruit te halen wat erin zit, voegt hij terecht het respecteren van de mogelijkheden toe. Er staat wel ‘productiefmaking’ en dat klinkt wel heel instrumenteel, maar als de ‘mogelijkheden’ in de schepping in zichzelf waarde hebben, betekent respecteren dat je het niet doet.