Het Bijbelboek Ester is merkwaardig: Gods naam wordt geen enkele keer expliciet genoemd. Het is bijna niet te geloven dat het echt zo is gegaan (een complete omkering van zaken!). Je zoekt tevergeefs naar het verlangen van de ballingen om terug te keren naar het eigen land. Waar is de aandacht voor de offers en de verzoening? Hoe moeten wij het gedrag van de hoofdrolspelers duiden? Wie eenmaal begint, ziet de vragen zich opstapelen.
Het boek Ester is een van de vijf feestrollen. De Joodse indeling van wat wij als christenen het Oude Testament noemen, kent drie afdelingen: de Torah, de Profeten en de Geschriften. De laatste groep (‘Geschriften’) bevat boeken die verzameld en geordend zijn in en na de ballingschap. Vijf boeken zijn feestrollen omdat deze op feestdagen in de synagoge worden gelezen: Ruth (Wekenfeest), Hooglied (Pesach), Klaagliederen (gedenkdag verwoesting van de tempel), Prediker (Loofhuttenfeest) en Ester (Poerim).
Het Poerimfeest wordt nog steeds uitbundig gevierd. Hoe dat toegaat in de synagoge, las ik in de volgende beschrijving: “Voor buitenstaanders is het bijwonen van het lezen van de Estherrol in de synagoge een vervreemdende ervaring. Sommige mensen dragen ‘carnavals’kleding. Soms hebben zelfs de voorlezer en de voorzanger een carnavalachtig pak aan. De rol moeten worden ‘gelaind’, gelezen op een oude melodie. We waren een keer in een synagoge waar de voorlezer voor hij aan de Megilla [= feestrol] begon eerst het Horst Wessellied neuriede. Voor hem betekende het lezen van de Megilla ook de bizarre herinnering aan Nazi-Duitsland. Daarna begon hij pas de Estherrol te lezen. Het lezen blijft rustig, totdat de voorlezer bij Esther 3:1 komt. Dan breekt ‘de hel’ los. Het is de eerste keer dat de naam Haman voorkomt in de tekst. De voorlezer moet die naam lezen, want hij staat in de tekst. Maar die naam mag niet gehoord worden en niemand wil hem horen. Dus is het de gewoonte om met stampvoeten, met slaan op de banken en met houten ratels de naam van Haman onhoorbaar te maken.” (283)
Zo blijkt hoe actueel het oude verhaal blijft. De joodse gemeenschap draagt het van generatie op generatie over hoe het volk destijds voor uitroeiing behoed werd. Maar de tekst van het boek Ester is niet alleen bedoeld om dat verhaal levendig in de herinnering te houden. De laatste twee hoofdstukken maken duidelijk dat dit een instelling tot in de verste toekomst moest zijn. Vanaf 9,20 wordt het hele verhaal nog een keer samengevat. Het slot van de feestrol wil vastleggen voor de komende generaties waarom, hoe en wanneer het feest gevierd moet worden.
Boek en feest passen dus wel heel specifiek in de Joodse geschiedenis en religie. Zo’n lange geschiedenis van vervolging en kans op vernietiging kent de christelijke kerk niet. Wij hebben als protestantse christenen geen vergelijkbaar feest (het carnaval ontstond in de katholieke traditie). Maar als de auteur de zaak ten slotte nog eens samenvat, springen er voor christelijke lezers plotseling twee herkenbare woorden uit: rust en verandering. “Daarin verplichtte hij hen ertoe om elk jaar opnieuw zowel de veertiende als de vijftiende dag van de maand adar te vieren, omdat dit de dagen waren waarop de Joden rust gekregen hadden en niet meer door hun vijanden werden bedreigd, en omdat dit de maand was waarin droefheid was veranderd in vreugde en waarin rouw was veranderd in feest.” (9,21-22)
Waar de rust in de Joodse gemeenschap te maken heeft met de altijd opkomende antisemitische dreiging, zo heeft het woord rust voor christenen zijn betekenis gekregen door onze Heer Jezus Christus: “Er wacht het volk van God dus nog steeds een sabbatsrust. En wie is binnengegaan in zijn rust, vindt rust na zijn werk zoals God na het zijne.” (Hebreeën 4,9-10)
Waar de vreugde van Poerim te maken heeft met de verandering van verdriet in blijdschap, zo spreken christenen over verandering van verdriet in blijdschap in verband met Christus: “Waarachtig, ik verzeker jullie: je zult huilen en weeklagen, terwijl de wereld blij zal zijn. Je zult bedroefd zijn, maar je verdriet zal in vreugde veranderen.” (Johannes 16,22)
Zo lijkt het erop dat de terugkeer van de Heer de christelijke versie van het Poerim zal worden: de vijand definitief verslagen, de rust compleet. Feest! In afwachting daarvan is vooral de combinatie Paasfeest-Hemelvaart het tijdelijke voorproefje: de dood is overwonnen, de Zoon keert terug in de rust. Een hoopvol teken voor wie nog in de wereld leven. Feest!
Maar eerlijk gezegd, het blijft toch qua intensiteit en uitbundigheid wel wat pover afsteken bij het Joodse Poerimfeest. Ligt dat aan onze Westerse en calvinistische inslag? Waarom hebben wij niet elk jaar een spetterend feest waarbij eens even alle rollen omgekeerd worden?
Naar aanleiding van: Dr. G.H. Cohen Stuart, Joodse feesten en vasten: een reis over de zee van de Talmoed naar de wereld van het Nieuwe Testament.4 Baarn: Ten Have, 2006, 283-284