Eucharistie nu

Nadat in het eerste deel van de Catechismus van de Katholieke Kerk de verlossing van de mensen uiteengezet is, en de volmaakte verheerlijking van God, komt in deel 2 de liturgie ter sprake. Die verlossing en verheerlijking heeft Christus de Heer volbracht, “vooral in het Paasmysterie van zijn zalig lijden, van zijn verrijzenis uit de doden en van zijn glorievolle Hemelvaart.” (1067) Daarom viert de kerk in de liturgie dat Paasmysterie en daarom is de liturgie zo voornaam in de dienst van de kerk. Waar de Heidelbergse Catechismus het gebed van de gelovige als het voornaamste van de dankbaarheid noemt (45, 116), is dat hier de liturgie van de kerk.

Mooi is dat aangewezen wordt hoe Christus daarin werkt. “Terecht wordt de liturgie dus beschouwd als de uitoefening van het priesterlijk ambt van Jezus Christus.” De dubbelzinnigheid is fraai: de liturgie is een voluit menselijke handeling. Tegelijk is de levende Heer actief. Priesterlijk werken Heer en kerk samen. Het geheim hiervan is dat het nu juist geen kwestie van of-of, het is gewoon beide, schreef C. Trimp – in leven hoogleraar Ambtelijke Vakken aan de Theologische Universiteit van Kampen (Broederweg) – in Woord, water en wijn. (78, zie ook 82) “De openbare eredienst wordt in zijn geheel voltrokken door het mystieke lichaam van Christus, dat wil zeggen: door hoofd en ledematen. Zo is elke liturgische viering, omdat ze het werk is van Christus, de Priester, en van zijn lichaam, de Kerk, een bij uitstek heilige handeling die door geen enkel ander handelen van de Kerk op gelijke titel en in gelijke mate in krachtdadigheid wordt geëvenaard.” (1070) Dat is nogal een forse stelling. Er is ook het leven van gelovigen en gemeenten buiten de liturgie om, ook dat wordt in het katholieke leerboek onderkend. Maar zoveel ‘dichtheid’ als de liturgie kent, kom je daaromheen blijkbaar niet tegen.

In de liturgie is vervolgens het gebed het hoogtepunt (en dat spreekt me dan weer bijzonder aan): “De liturgie is ook een deelname aan het gebed van Christus, dat gericht is tot de Vader in de heilige Geest. In dit gebed van Christus ontspringt en eindigt elk christelijk gebed.” (1073) Christus maakt zijn heilswerk bekend via de kerk. Hij stelt het heil tegenwoordig. Hij deelt het mee door de liturgie van de kerk. Christus handelt daarin door middel van de sacramenten en daarvan is de eucharistie de oorsprong en het hoogtepunt. (1324) De liturgie van de eucharistie verloopt volgens een eeuwenoude structuur: de samenkomst, de dienst van het woord, met de lezingen, de homilie en de voorbede. En dan de viering van de eucharistie, met de aanbieding van brood en wijn, de consecratorische (eucharistische) dankzegging en de communie. De dienst van het woord en de dienst van de eucharistie vormen samen ‘één daad van eredienst’. (1346)

De consecratie is verbonden aan het gebed om de heilige Geest, de epiclese. In dit gebed vraagt de Kerk aan God de Vader zijn heilige Geest te zenden over het brood en de wijn, “opdat zij door zijn kracht worden tot lichaam en bloed van Jezus Christus, en opdat zij die aan de eucharistie deelnemen één lichaam en één geest mogen zijn” (1353) Zo wordt het offer, dat eens voor altijd op het kruis gebracht werd, sacramenteel tegenwoordig gesteld. Het centrale belang van dit sacrament in het ontvangen en delen van het heil is nog steeds (denk aan antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus) aanwezig. De maaltijd van de Heer wordt dagelijks gevierd en in het bijzonder op zondag. De doden worden genoemd in de gedachtenis. We lezen dat brood en wijn kunnen worden tot het lichaam en bloed van de Heer. Om de tekst uit het Romeins Missaal te citeren: “Gewaardig U, God, deze offerande ten volle te zegenen, te bevestigen, te bekrachtigen, haar waarachtig en aanvaardbaar te maken; dat zij aldus voor ons worde het Lichaam en Bloed van uw zeerbeminde Zoon, onze Heer Jezus Christus.” (343, zie ook 349, 355 en 365) Maar in één adem wordt de heiliging van de gemeente gevraagd. Zoals de kerk actief is bij het brengen van het offer, zo is zij evenzeer passief en hulpbehoevend in het gebed. Epiclese, het Nederlandse woord afgeleid van het Griekse epiklèsis. Het is de samenstelling van ‘epi’ en ‘kalein’ en geldt als christelijke term voor ‘aanroeping’. In de Romeinse misliturgie is er eerst de consecratie-epiclese. Tijdens deze epiclese strekt de priester zijn handen uit over brood en wijn en bidt God de Vader dat Hij deze offergaven heiligt ‘met de dauw van de Heilige Geest’. Daarmee wordt verondersteld dat de Geest de consecrator is: Hij is de degene die consacreert en niet de priester. In de communie-epiclese bidt de priester dat de gelovigen die ter communie gaan door de Heilige Geest worden vergaderd tot één gemeenschap (communio). Zoals de Geest de gaven heiligt, zo heiligt Hij ook de gelovigen die deze geconsecreerde gaven nuttigen. (352; 357; 367-368).

Communicatieriten vinden wij in het Romeins Missaal als volgt (371v): het reciteren met elkaar van het Onze Vader, het elkaar toewensen van de vrede die de voorganger eerst aan alleen gegeven heeft. Dan volgt het breken van het brood onder het zingen van of luisteren naar “Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons,” om vervolgens de ruimte te geven voor de communie.


Naar aanleiding van Vereniging voor Latijnse Liturgie, Romeins Missaal, Utrecht 1979 en de Catechismus van de Katholieke Kerk, klik hier.
C. Trimp, Woord, water en wijn: Gedachten over prediking, doop en avondmaal. Kampen: Kok, 1985.

We komen de directe aanroeping van de heilige Geest in verschillende liederen tegen. Denk bijvoorbeeld aan het Liedboek voor de Kerken (1973): gezang 239 Kom Schepper God, o Heil’ge Geest en gezang 477 Geest van hierboven; en aan lied 343 uit de Opwekkingsbundel: Heilige Geest van God, vul opnieuw mijn hart.