Een mooi cadeau

Bijbelstudie over Leviticus 1,1-2

Opdracht: Lees Exodus 40,34-38 en Leviticus 1 hardop voor.

In de eerste twee verzen van het boek Leviticus vallen vier dingen op: 1) de nadruk op de werkwoorden ‘roepen’ en ‘spreken’ (riep, zei, zeg); 2) de locatie: de ontmoetingstent; 3) de tussenpersoon: Mozes; en 4) de mogelijkheid om de HEER een cadeau te geven.

1 Roepen

Wij kennen het derde Bijbelboek als Leviticus. Daarmee worden je gedachten gestuurd naar het werk van de priesters. Zij kwamen namelijk uit de stam Levi. Leviticus is het boek over zaken met betrekking tot Levieten. In de Joodse traditie heet het boek Wajikra. Dat betekent: “Hij riep” en het is precies het eerste woord in de Hebreeuwse versie van het boek. In het boek blijkt dat niet alleen de priester en leviet heilig moeten zijn, maar de héle geloofsgemeenschap: ‘Zeg tegen de gemeenschap van Israël: “Wees heilig, want Ik, de HEER, jullie God, ben heilig.” (Leviticus 19,1) De Joodse naam is passender: God roept. Ons allemaal.

Opdracht: Zoek eens uit welke namen de eerste vijf boeken van de Bijbel hebben in de Hebreeuwse Bijbel en vergelijk die eens met de betekenis van de namen in onze Bijbels.

2 Ontmoeten

De ontmoetingstent is ontworpen en opgezet op verzoek van de HEER (Exodus 25,8). Hij riep het volk eerst samen bij de berg Sinaï (Exodus 3,11; 5,3; 19,1) Daar riep Hij Mozes omhoog (Exodus 24,1) en toonde Hij het ontwerp (Exodus 25,9). Wat in de kerkelijke volksmond ‘tabernakel’ heet, is de tent van de samenkomst, mooi opnieuw vertaald als ‘ontmoetingstent’ (Exodus 27,20). Het slot van het boek Exodus (40,34-38) vormt de noodzakelijke achtergrond bij de opening van Leviticus. De HEER heeft de tent in gebruik genomen. Dat werd voor iedereen zichtbaar door de wolk. De schrikbarende aanwezigheid van de HEER op de berg (lees Exodus 19,16-25) gaat over in een nabijheid. Weliswaar nog steeds imponerend, maar toch echt te midden van zijn volk, in een tent tussen de tenten.

Opdracht: lees 1 Koningen 8 over de ingebruikname van de eerste tempel in Jeruzalem (met name vers 10 en 11). Heel mooi is dat het slot van de Bijbel laat zien dat dat de ultieme bedoeling is, Gods woonplaats tussen de mensen, Openbaring 21,3.

Vraag: We komen in het leven op allerlei manieren mensen tegen. Wanneer zeg je dat je iemand echt ‘ontmoet’ hebt?

3 Via-via

In Leviticus is Mozes de woordvoerder van de HEER. Hij moet het hele volk aanspreken, of Aäron en zijn zonen (6,2). Soms spreekt God tegen Mozes en Aäron samen (11,1). Zo moet de boodschap bij het volk terechtkomen (zie ook 27,34). In de loop van de eeuwen bediende de HEER zich o.a. van dromen (Jozef) of visioenen (Daniël), natuurverschijnselen (regenboog) en historische ontwikkelingen (ballingschap). Maar het meest helder sprak God toen Hij in eigen persoon verscheen. Niet meer ‘tent tussen de tenten’ maar ‘mens tussen de mensen’ (zie Hebreeën 1,1-2). Na het vertrek van de Heer (hemelvaart) is zijn Geest werkzaam om te zorgen dat wij Gods stem verstaan. Waar twee of drie samenkomen in de naam van de Heer, daar is Hijzelf (Matteüs 18,20). In de dialoog komt Hij tot spreken.

Vraag: op welke manieren spreekt God ons leven aan? Deel met elkaar verhalen over situaties waarin je je aangesproken wist door de HEER. Betrek daarbij het punt of God alleen via-via werkt, of ook rechtstreeks.

4 Cadeaus

Leviticus 1 gaat over het geven van geschenken. Wie iets wil geven dat de HEER waardeert, wordt bij deze al geholpen. God vertelt zelf wat Hij mooi vindt. Let op het refrein in het hoofdstuk: ‘… de geurige gave die de HEER behaagt.’ (1,9.13.17, en ook in hoofdstuk 2). Het boeiende is dat het cadeau uit het eigen bezit kan worden genomen. Dat is ten eerste dus eenvoudig: je hoeft er niet voor naar de markt of in het buitenland te bestellen. En het is ten tweede dus echt een offer. Want je geeft iets weg wat je zelf waardeert of nodig hebt. Je staat iets van jezelf af. De vraag is daarom: waarom zou je een offer willen brengen? Wat wil je in de band met de HEER tot uitdrukking brengen? Israël geldt voor de HEER als zijn ‘eerstgeboren zoon’ (Exodus 4,22) en is kostbaarder dan alle andere volken (Exodus 19,5). Ook al behoort de hele aarde toe aan de HEER (Exodus 19,5) toch stelt Hij een gift van zijn kind op prijs.


Verder ter bespreking

  • Vraag: Wie gelooft biedt God zijn hele hart, het hele leven (Deuteronomium 10,12-13; Matteüs 22.34-40). Toch is daarmee de kleine, aparte gift niet onbelangrijk: een uur gebedstijd, 50 euro naar de armen, een gesprek lang aandachtig luisteren, een avond wijden aan besturen, samen Bijbelstudie doen, iemand excuses aanbieden omdat je geblunderd hebt – om maar wat te noemen. Dat is de boodschap van Leviticus 1: als je met je hart van je Vader houdt, geef dan, omdat je zijn zoon of dochter bent, soms ook iets van jezelf aan Hem. Waar het in dit hoofdstuk gaat over rund, schaap, geit of vogel, is het voor ons de vraag wat wij Hem kunnen aanbieden? Vraag dat aan elkaar en deel voorbeelden uit het verleden.
  • Citaat: “Als we afstand doen van ons eigenaarschap van iets (een dier of een deel van de oogst), erkennen we dat de wereld het eigendom is van God.” (Jonathan Sacks, Leviticus: Boek van het heilige (serie: Verbond en Dialoog: Joodse lezing van de Tora). Middelburg: Skandalon, 2020, 72).
  • Vraag: heb je wel eens een cadeau gehad dat helemaal niet bij je paste? Wat dacht je toen over de gever? Heb je wel eens gewoon een cadeaubon gegeven aan iemand? Wat zegt dat over jou relatie tot de gever?
  • Klik hier voor een clip bij Leviticus. Mijn stelling is: dit filmpje mist precies het punt dat Leviticus 1 wil maken. Ben je dat met me eens? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?