Een boek voor Romeinen

Heeft Lukas het evangelie speciaal zo geschreven omdat Theofilus niet-Jood was? Op een aantal momenten in het boek kan een Romeinse lezer zich direct terugvinden in het verhaal.

Lukas dateert de geboorte van Jezus aan de hand van de beroemde keizer Augustus. (2,1) En hij dateert het eerste optreden van Jezus als rabbi in Israël aan de hand van keizer Tiberius en gouverneur Pontius Pilatus. (3,1) Hier zoekt Lukas duidelijk verbinding met die cultuur. De impliciete boodschap is wel dat de hoofdpersoon uit het boek het Romeinse Rijk niet ongemoeid zal laten. Waar het er in het begin op lijkt dat de keizer zeggenschap heeft over de ouders van dit kind, blijkt ten slotte dat de volgelingen van dit kind in de hoofdstad van het rijk aankomen om te spreken over Jezus ten overstaan van de keizer! (Handelingen 28)

De bekendste Romein is Pontius Pilatus. Hij is zelfs opgenomen in de oudste en bekendste christelijke geloofsbelijdenis, het Apostolicum. Hij is het immers die Jezus veroordeelt tot de dood aan het kruis. Helaas maakt Pilatus geen sterk optreden als rechter tussen de Joden en Jezus. Al snel probeert hij de gevoelige kwestie door te spelen naar Herodes. (23,1v) Als deze vervolgens Jezus laat bespotten en belachelijk gekleed terug stuurt naar Pilatus, dan worden deze heren vrienden voor het leven. (23,12) Dat verraadt een bedorven moraal. Dat blijkt even later weer. Hoeveel pogingen Pilatus ook doet om Jezus als onschuldig man vrij te krijgen, de weerstand is zo groot dat de gouverneur overstag gaat. Hij levert Jezus uit aan de willekeur van de Joden. (23,25) Een man zonder ruggengraat.

Nee, dan de centurio die kruisiging uitvoert. Deze ziet en hoort wat er gebeurt bij het sterven van Jezus. Hij wordt overvallen door een diep respect. Hij looft God en zegt: “Waarlijk deze mens was een rechtvaardige!” (23,47) Dat is een verklaring van onschuld. Zijn baas Pilatus wist dat ook, maar gaf Jezus toch over. De legerofficier hoort dat deze mens zijn gemartelde leven legt in de handen van God, en hij looft de God van Jezus. Zal Theofilus zich aan deze centurio spiegelen? Zal ook hij als ‘hoogedele’ tot dezelfde lof op de God van Israël komen?

Al eerder had Lukas melding gemaakt van de reactie van een Romeinse centurio op Jezus. (7,1v) Het ging om een man die een ernstig zieke slaaf had. De centurio was erg op zijn bediende gesteld en richtte zich tot Jezus met het verzoek om hulp. Hij deed dat via tussenpersonen (Joodse leiders). Toen hij hoorde dat Jezus inderdaad zijn kant opkwam, stuurde hij een nieuw bericht. Eén woord zou genoeg zijn. De centurio voelde zich onwaardig Jezus onder zijn dak te ontvangen. De achtergrond hiervan is het hiërarchische denken van het leger. Je werkt in rangorde op basis van gehoorzaamheid en vertrouwen. Zo beschouwde de legerofficier Jezus als zijn meerdere, die met een enkel woord te gebieden had. Het wonderlijke is dat hij de werking van Jezus’ machtswoord ook verwachtte t.a.v. de ziekte. Hij werd niet beschaamd. De dienaar genas. Wist ook de hooggeplaatste Romein Theofilus zich nu aangesproken? Zag hij ook Jezus als zijn meerdere?

Als je er op let dan kom je het nog meer tegen, die kwestie van verhoudingen. Jezus presenteert zich als iemand die met gezag demonen verjaagt. Zelfs een demon met de naam ‘legioen’, een duidelijke verwijzing naar het Romeinse leger. (8,30) De man die Jezus vraagt wat hij moet doen om het eeuwige leven te beërven is een ‘hooggeplaatst persoon’. (18,18) Jezus gebruikt de beeltenis van de Romeinse keizer op een munt als opstap naar deze uitspraak: “Geef wat van de keizer is aan de keizer, geef aan God wat God toebehoort.” (20,25)

Zo voel je aan alle kanten hoe de aanwezigheid van de Romeinen ten tijde van Jezus doorklinkt. De belichting is niet louter negatief. Ook al staat Pilatus er niet goed op, de beide centurio’s  geven een aanwijzing dat ook een Romein Jezus als heer kan aanvaarden.

De Romeinen hoeven van de volgelingen van Jezus geen politiek gevaar te duchten. Want zoals Jezus zich niet gewapenderhand verzette tegen de Romeinen, zo mogen en willen de leerlingen van Hem dat ook niet. In zijn tweede boek, Handelingen van de apostelen van Jezus Christus, heeft Lukas uitgebreid gedocumenteerd dat de apostelen in de sporen van Jezus zijn getreden. Ondanks hun onschuld zijn zij echter toch geregeld door Romeinse rechters en gezagsdragers onheus bejegend. De apostel Paulus is daarvan het bekendste voorbeeld.

Aan het slot van het boek Handelingen bereikt het evangelie Rome. De hoofdstad waar de keizer zetelt als rechter. Paulus heeft zich op hem beroepen. Dat is voor de lezers van Lukas’ eerste boek geen vreemde afloop. Want Jezus Christus heeft tot zijn leerlingen gezegd dat zij in zijn naam ‘alle volken’ tot inkeer moeten laten komen, opdat hun zonden worden vergeven. (24,47) De Romein Theofilus krijg de boeken van Lukas onder ogen. Een appèl om zich over te geven aan Jezus Christus, die gekruisigd werd tot heil van alle volken.