Nieuw pelgrimslied

She comes back to tell me she’s gone
As if I didn’t know that
As if I didn’t know my own bed
As if I’d never noticed
The way she brushed her hair from her forehead
And she said losing love
Is like a window in your heart
Everybody sees you’re blown apart
Everybody sees the wind blow…

Paul Simon, Graceland.

Een leven, een wereld in een paar regels van een lied. Ze komt het je vertellen, maar jij weet het allang: zij is weg bij je. Alsof ik mijn eigen bed niet ken! Je voelt toch of en hoe een ander naast je ligt? En dan de manier waarop zij het haar van haar voorhoofd wegveegt. In één handbeweging kan alles zitten. Want je kent elkaar van haver tot gort.

I’m going to Graceland, zingt Paul Simon. Ik ga naar Genadeland. Als je het nu eens letterlijk vertaalt, dan komen we wat los van de eerste associatie: Graceland als het landgoed van Elvis Presley in Memphis. Daar verwijst hij eerst wel naar:

The Mississippi Delta was shining like a National guitar.
I am following the river down the highway through the cradle of the civil war.
I’m going to Graceland, Graceland in Memphis Tennessee,
I’m going to Graceland.

Later gaat het alleen over Graceland. Paul Simon wijst daar zelf op in de VPRO-documentaire Classic Albums (2011). Vandaar mijn voorstel: we lezen: Ik ga naar het land van Genade. Dat is nodig als je vrouw bij je weg is en iedereen door het raam het gat in je hart kan zien. Losing love
Verder trekken arme jongens en pelgrims met hun families met je mee. Een negenjarig jongetje, de zoon uit je eerste huwelijk. Geesten en lege hulzen zijn ook op weg naar dat land.
Er is een meisje in New York dat zichzelf een menselijke trampoline noemt. Als ik val, vlieg of duikel in verwarring, denk ik: dat is dus wat zij bedoelt.

Paul Simon heeft gelijk: we stuiteren Genadeland binnen. Met blutsen en littekens proberen we het doel voor ogen te houden: Volledige Vernieuwing. Complete Heling. Het leven rafelt en wie kan zeggen dat op het moment van sterven alles netjes is afgehecht?

But I’ve reason to believe we both will be received in Graceland.
Ik heb redenen om te geloven… Inderdaad, zo is het.

Ik heb de cd weer helemaal beluisterd tijdens de vakantie in Zuid-Afrika. De productie van Graceland is op zich al een verhaal over genade in een barre tijd (1986 apartheid!). Zoveel jaar later is de cd een klassieker geworden. Terecht, hij is balsem voor gehavende zielen. Stuiterend onderweg zingen we dit geweldige pelgrimslied.

Naar aanleiding van: Paul Simon, Graceland (cd), 1986.

Voor een heerlijke live vertolking van het nummer, klik hier. En kijk dan direct even verder naar de uitvoering van You Can Call Me Al. Wat een feest!
Klik hier voor de VPRO-documentaire.

Moderne christenen

Kristine is dienstbode bij dominee Gram in Nakskov, Denemarken. Het is de bedoeling dat zij wordt opgeleid in de plichten van een huisvrouw (we zijn in de jaren tachtig van de achttiende eeuw). Zij vermoedt dat de ware reden is dat zij de vrouw zal worden van een van dominees zonen. Daar heeft zij zo haar eigen gedachten over. “Mensen van tegenwoordig moeten zich toch zeker naar eigen goeddunken kunnen inrichten en niet afhankelijk van hun ouders zijn,” (25).

 

Haar broer, Morton Falck, heeft haar bezocht en onderweg terug naar Kopenhagen leest hij in Gullivers Reizen van Jonathan Swift (1667-1745). Hij mijmert over de woorden van zijn zus:

 

“Hij denkt aan Rousseau en aan het citaat over de vrijheid van de mens waarop Kristine zinspeelde. De mens is vrij geboren, en overal ligt hij in de boeien! Gulliver is ook geketend aan degene die hij is. Overal is hij dezelfde, hij beschikt niet over het vermogen zich aan te passen. Vandaar dat hij voortdurend problemen heeft met de inheemse bevolking op de verschillende lokaliteiten. Zo wil hij, Morton Falck, niet worden…” (26).

 

Daarmee is het thema gegeven van de mooie roman van de Deen Kim Leine: De Profeten in de Eeuwigheidsfjord. Het verhaal toon Falck als een Gulliver in Denemarken, Groenland en Noorwegen. De auteur neemt je vaardig en deskundig mee in een wereld die modern begon te worden. Hoe vreemd soms ook, je bent toch al in de moderniteit. Verschillende verhaallijnen lopen door elkaar heen, de structuur van het boek is ingenieus en het verhaal van de grote brand in de Deense hoofdstad (historisch, 1795) lees je ademloos weg. Na bijna 600 bladzijden is het uit en vind je het jammer dat je afscheid neemt van magister Falck.

 

In deel 1 ‘De zoon van de schoolmeester’ komt de uitspraak van Rousseau verschillende keren ter sprake (44, 52, 77, 92, 120-121; later ook nog op 318 en 496). Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) schreef zijn boek Du Contrat Social (1762). Daarin komt deze zin voor: “L’homme est né libre, et partout il est dans les fers.”: de mens wordt vrij geboren, en overal is hij in de boeien. De filosoof geldt als de man van de Romantiek en haar voorliefde voor de zelfexpressie: laat wat je wil voortkomen uit je eigen persoonlijkheid. Het kompas voor het goede leven wordt niet gevonden bij ouders, onderwijzers, dominees of God: het gaat om je innerlijk en wat jij er zelf van vindt. Vandaar die treffende opmerking van Kristine: mensen van tegenwoordig moeten zich toch zeker naar eigen goeddunken kunnen inrichten!?

 

Het is zover gekomen, realiseer ik me. Waar het gaat om relatievorming zijn ook christenen modern geworden. Mijn vrouw en ik hebben geen van onze kinderen uitgehuwelijkt. Onze ouderrol was secundair, hoewel niet helemaal nul: het is wel prettig als wij de aankomende partners waarderen. Met een goed christelijk geweten laten wij het initiatief bij de jongvolwassenen zelf.

 

Deze praktijk heeft wel een aantal nieuwe spanningen opgeleverd. Via trial and error bepalen jongeren zelf wat onderling respect is, hoe intiem je wordt, hoeveel je van je waarden en normen op elkaar afstemt en hoe geloven in God daarbij vorm krijgt. De sociale controle is in de stadsomgeving waarin ik leef buitengewoon klein. De kerkgemeenschap heeft haar landelijke en regionale cohesie grotendeels verloren. Als er al een christelijk circuit is waarin partners gevonden worden of een bepaalde christelijke levensstijl wordt voorgeleefd, dan is dat een onoverzichtelijk netwerk van kerken en gemeenschappen geworden.

 

Met andere woorden: de moderne tijd vraagt om veel zelfdiscipline van onze Kristines, vanaf een jonge leeftijd al. Dat is voor ouderen even slikken soms: loslaten is het sleutelwoord; en vertrouwen op God.
Want we zijn nu eenmaal moderne christenen.

 

Naar aanleiding van: Kim Leine, De Profeten in de Eeuwigheidsford. Utrecht: Arbeiderspers, 2012 (Nederlandse vertaling van Profeterne i Evighedsfjorden). Ook uitgegeven in de reeks Europese Literatuur van dagblad Trouw in 2013. Hierboven verwijs ik naar de paginering van deze Trouw-editie.

 

 

Wat zingen de merels?

Het geluid van een merel, hoe was dat ook alweer? Ik raadpleeg mijn Petersons Vogelgids: “… indien opgejaagd, een krijsend geschetter; een aanhoudend tsjink, tsjink, tsjink; een angstig tjoek, een ijl tsrie enz. Zang een bedaard, luid en melodieus gekweel; verschilt van die van de Zanglijster door puurdere fluittonen, ontbreken van telkens herhaalde strofen en karakteristieke overgang naar het zwakke, soms wat onmuzikale slot.” (152). Okay. Wat denkt Lars Jonsson ervan? “Protesteert met een smakkend tjak, dat soms overgaat in een schril, metaalachtige schreeuw.” (416). En Dorrestijn? Zo, die is niet mals: “Het geluid van een machinegeweer.” (171).

 

Misschien eerst even luisteren. Dat kan tegenwoordig. Klik hier.

 

Als die laatste kou nu weer huiswaarts gaat en daar blijft tot na de herfst, dan hebben we vervolgens even tijd voor een Lentegedicht-met-merel. Lees even mee:

 

Begrafenis

 

Het was zo koud. Het leek wel of de wind
ineens grimmiger joeg over de zoden.
Ik dacht: is dit de stijl waarin de doden
mijn moeder binnenhalen? Welgezind

 

had zij zich altijd voor gods wil gebogen.
(Het staat niet vast of men daar iets bij wint;
god heeft aan leven èn aan dood geen kind.)
Ik schatte het verdriet van de genoden.

 

Een week of wat nadien – ’t was of ze riep,
of ze mij riep – ging ik terug. Ik wilde
weten of ze daar ongehinderd sliep
en wat er tussen toen en nu verschilde.

 

Juist op die dag prezen de eminente
merels krachtig de naderende lente.

 

Martin Veltman.

 

Zie je het voor je? Iemand loopt over de begraafplaats. Langs een van de paden ligt zijn moeder. Even geleden, bij haar begrafenis, was het nog koud. Hoe anders is je gevoel bij het graf als de temperatuur aangenaam is. Als de merels zingen…

 

Ligt moeder er ongehinderd bij? Dat leek niet te verwachten op die ijskoude dag, laatst. Maar gelukkig de lente breekt aan. Als de kou de stijl was waarmee moeder werd binnengehaald, dan is de lente de stijl waarin zij nu de doodsslaap slaapt. Dat stelt gerust.

 

Waarom komt God nu ter sprake, halverwege (ik doe God maar gewoon met hoofdletter)? Moeder heeft blijkbaar iets aan geloof gedaan. Dan geldt, denkt ‘ik’: voor wat hoort wat. Jij buigt je leven lang ‘welgezind’ voor Gods wil, dan moet Hij vervolgens over de brug komen met een ongehinderd verblijf in het hiernamaals. Zo kunnen de slotregels uitgelegd worden als een teken van Gods goedheid. Zingende merels en heerlijke lente vormen Gods indirecte antwoord: het zit goed met haar, Ik heb haar welgezinde buigen beloond.

 

Maar dat is voor de ‘ik’ nu juist de vraag: “Het staat niet vast of men daar iets bij wint; god heeft aan leven èn aan dood geen kind.” Geen kind hebben aan, dat wil toch zeggen, dat God niet de minste last of moeite heeft met leven of dood? Worden we hier gewaarschuwd dat het niet vast staat of God zich wat aantrekt van het welgezind buigen van mensen tijdens hun leven? Als God onaangedaan blijft, zijn de lentemerels niet uit te leggen als een gunstig teken van Gods kant.
Wat willen die eminente merels zeggen?

Nog eens luisteren, hier.

 

Naar aanleiding van: Martin Veltman, ‘Begrafenis’, in: Ilja Leonard Pfeijffer, De Nederlandse poëzie van de twintigste en de eenentwintigste eeuw in 1000 en enige gedichten. Amsterdam: Prometheus, 2016, 507.

 

R.T. Peterson, G. Mountfort, P.A. D. Hollom, Petersons vogelgids van alle Europese vogels (vertaald en voor het Nederlands bewerkt door mr. J. Kist).20 Baarn: Tirion, 1991.

 

Lars Jonsson, Vogels van Europa, Noord-Afrika en het Midden-Oosten: met 2700 natuurgetrouwe afbeeldingen (Uit het Zweeds vertaald door A.B. van den Berg en G. Meesters). Baarn: Tirion, 1993/2003.

 

Hans Dorrestijn, Dorrestijns Vogelgids. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 2011.

 

 

Verlangen naar erkenning

Tussen 19 en 25 december 2010 zond de Evangelische Omroep de serie Op zoek naar God uit. Wereldkampioen judo Dennis van der Ven, actrice Lizelotte van Dijk en zanger Gordon lieten zich door verschillende mensen introduceren in de wereld van het christelijk geloof. Het was de bedoeling dat het meer zou worden: niet alleen het leren kennen van christenen, de hoop was gesteld op het vinden van God.

In de eerste aflevering nam de presentator Gordon mee naar de buurt waar hij is opgegroeid: Amsterdam-Noord. We zien dat zij de Rooms-katholieke Stefanuskerk bezoeken. Terwijl Gordon eerst zegt dat hij atheïst is van huis uit en van kerk geen herinnering heeft, blijkt dat bij dat bezoek ineens anders. Hij herinnert zich de kerkzaal en vond de diensten ‘zo ongezellig en lelijk’. “Waarom moest het zo saai zijn?” vraagt hij even later. De aanwezige diaken van de kerk neemt hem mee naar buiten en laat hem het oude doopvont zien. Hij heeft blijkbaar zijn huiswerk gedaan voor de opname, want hij weet precies dat op 25 augustus 1968 Gordon gedoopt werd bij dit doopvont: Cornelis Willem Heuckeroth. Zijn vader Joop en moeder Marie waren erbij. “Hier is jouw verhaal met God begonnen.” Gordon is verrast en houdt vol verwondering de doopvontdeksel vast: “Wie gelooft en gedoopt is, zal zalig worden,” staat erop geschreven. “Laten we het hopen,” reageert hij.

Ik heb Gordon’s biografie gelezen. Bij ‘biografie’ denk ik aan een min of meer chronologisch opgezet verhaal. Dat blijkt in dit geval een misverstand. Dit zijn schetsen van de persoon Gordon. De hoofdstukken zijn dan ook thematisch: de man, de entertainer, de topper, de pechvogel etc.

In het eerste hoofdstuk zegt Gordon over zijn jeugd:

“We stapten ook van het  geloof af. Er werd daarvoor altijd gebeden aan tafel, mijn ouders gingen elke zondag naar de kerk, maar ik weet daar zelf niets van. Ik heb dat nooit gezien, nooit meegekregen, ik heb het van mijn broers en zusters gehoord.” (22).

Dat is merkwaardig. In de eerste aflevering van Op zoek naar God zie je dat Gordon zich wel degelijk de kerk herinnert. Hij weet nog hoe hij knielde op het kniellapje in de kerkbank. In de derde aflevering heeft hij een ontmoeting met zandkunstenaar Gert van der Vijver. Deze maakt in theater De Vorstin in Hilversum een zandtekening bij een nummer van Gordon. Ineens komen allerlei gebeurtenissen uit Gordons leven naar voren. Hij voelt het als een teken van God als Gert in de tekening het woord ‘(o)vergeven’ schrijft. Gordon belt Dennis van der Ven zegt: ik heb me overgegeven, het moet zo zijn.

In de biografie wordt met geen letter naar deze episode uit het leven van Gordon verwezen. De auteur Marcel Langedijk stelt dat hij alles gelezen heeft wat erover Gordon te lezen viel (9). Is dit over het hoofd gezien of is het bewust eruit gelaten? Hoe dan ook, het zet me aan het denken. Wat verlangt Gordon naar erkenning. Hij heeft een grote mond, hij geeft in het boek verschillende mensen een nare veeg uit de pan, maar ik geloof hem ook als hij zegt dat hij kan vergeven (48, 148, 183). Het is misschien psychologie van de koude grond, maar ik denk dat Gordon ten diepste gewoon erkend wil worden en gezien als een goed mens, en waar dat gebeurt blijft hij niet bokken over het verleden.

Maar als je zo in elkaar zit en dan op zoek naar God gaat, dan zit je er naast als je zoekt naar een gevoelsmatige ervaring van God. Steve in New York (EO serie, aflevering 2) voelde het als een stroom van warme vloeibare honing over zijn lichaam: dat was voor hem de aanwezigheid van Jezus. Dat gevoel is Gordon niet overkomen, blijkbaar ook niet in theater De Vorstin. Er klinkt helemaal niets van terug in de biografie. Eén ding heeft hij wel geleerd: de grote waarde van vergeving. Dat doet relaties goed. Vergeven kan dus ook zonder een bewust gevoelde persoonlijke relatie met Jezus Christus. Is dat niet een aanwijzing om de kern en het bewijs van het geloof elders te zoeken? Geloven is in de kern niet een gevoel. Het is de acceptatie van het bericht dat er een vriendelijk en genadig goddelijk oordeel over je leven is geveld. Je hebt er niet om gevraagd. Het vraagt jouw volle erkenning – hoe pijnlijk de vooronderstelling ook is: namelijk dat je des doods schuldig staat tegenover je Schepper.

“Iedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God; en iedereen wordt uit ​genade, die niets kost, door God als een rechtvaardige aangenomen omdat hij ons door ​Christus​ ​Jezus​ heeft verlost.” (Romeinen 3,24).

Als je dat buiten je leven laat en je levert je over aan de wereld van applaus en boe-geroep in de entertainment, dan kun je in de biografie van Gordon lezen wat je dat oplevert. Je wordt er dodelijk moe van en eeuwig onrustig.

Naar aanleiding van: Marcel Langedijk, Gordon: Biografie van een entertainer. Amsterdam: Lebowski, 2018.

Evangelische Omroep, Op zoek naar God 1 (dvd), 2011.

Vroom, mild of lief?

Mijn belangstelling voor het Requiem is begonnen met een Pie Jesu. Wat Gabriel Fauré (1845-1924) daarvan maakte is van zo’n grote schoonheid dat ik – toch weinig klassiek gevormd – in één keer verkocht was. Wat een geweldige manier om je liefde en bewondering voor Jezus te bezingen – juist in het besef van de dood van je geliefden.

Als je het Requiem-universum binnentreedt, kom je vroeger of later bij Wolfgang Amadeus Mozart (1756-1791) uit. Zo bezochten mijn geliefde en ik een uitvoering van het Requiem van Mozart (annex Franz Xavier Süssmayer) in het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam. De uitvoering onder leiding van Jan Pieter Leusink was stevig. Dat is niet heel vreemd. Wij hebben eens een Messiah-uitvoering van hem bijgewoond en dat leverde hetzelfde gevoel op: de antenne Subtiel staat bij hem niet hoog uitgeschoven. Niettemin, we hadden een mooie zondagmiddag.

Omdat het voor mij begon met Pie Jesu lette ik speciaal op. In het tekstboek bij het concert stond de Latijnse tekst met vertaling gepresenteerd. Het ‘pie Jesu’ of ‘Jesu pie’ komt twee maal voor: in de opening van het Recordare (onderdeel van het grote Dies Irae): “Recordare, Jesu pie, quod sum causa tuae viae: ne me perdas illa die.” De geboden vertaling luidt: “Denk toch, Jezus mij genegen / ging gij zulke zware wegen, houd die dag mijn vonnis tegen.” (16).

Het laatste deel van het Dies Irae is het Lacrimosa, een vierregelige strofe (in tegenstelling tot de voorgaande met drie regels) en direct aansluitend: “Pie Jesu Domine: dona eis requiem. Amen.” Het tekstboek vertaalt: “Milde Heer Jezus: geef hun rust. Amen.”

Het slot van het Requiem van Mozart is het Offertorium: Lux Aeterna: De twee onderdelen eindigen beiden met “quia pius es.” In de vertaling van het tekstboek klinkt dat zo: “Laat het eeuwig licht op hen schijnen, o Heer: voor eeuwig bij Uw heiligen, voor Uw waardigheid genadig. Schenk hen eeuwige rust, o Heer; en laat het eeuwig licht op hen schijnen. Voor eeuwig bij uw heiligen voor Uw vaardigheid genadig.” (17).

Ik neem aan dat dat laatste een typefout is: de vertaler bedoelt stellig ‘waardigheid’ waar ‘vaardigheid’ staat. Maar hoe kan dat nu een vertaling zijn van ‘quia pius es’: ‘voor Uw waardigheid genadig’? Simpel vertaald zou ik het Latijn weergeven met: ‘…omdat u mild bent.’

Maar in de Dies Irae-strofen komt het woord ‘pius’ steeds voor in de aanspreekvorm (de vocativus). Dat wordt vaak gecombineerd met het woordje ‘o’, zoals in ‘o Heer’ als vertaling van ‘Domine’. Zo staat in het Lacrimosa: ‘Pie Jesu Domine’ en dat krijgt een correcte weergave met ‘Milde Heer Jezus’.  Maar bij het Recordare merkwaardig genoeg niet. Als ik het precies zou vertalen, kom ik op zoiets als: “Gedenk, milde Jezus, dat ik de oorzaak ben van uw weg; laat mij niet te gronde gaan op die dag.” Het tekstboek maakt ervan: “Denk toch, Jezus mij genegen / ging gij zulke zware wegen, houd die dag mijn vonnis tegen.”

Ik snap dat je je enige vrijheid moet veroorloven als je gaat herdichten. De Latijnse tekst heeft een strak rijmschema bij de drie-regel-strofen. J.W. Schulte Nordholt maakt er dit van: “Jezus, heb toch medelijden, denk, hoe Gij voor mij moest lijden. Sta mij op die dag terzijde.” (Liedboek voor de Kerken, 1973, lied 278, couplet 9). In het Mozart-tekstboek is het ‘pie’ naar zijn inhoudelijke strekking omgezet in het ‘mij genegen’ en dat levert dan de eerste eindrijmklank op in dat couplet.

Nu waag ik mij al enige tijd aan een eigen versie van Nederlandstalige teksten voor een Requiem. Ik heb mij dus al eerder eens afgevraagd hoe je ‘Pie Jesu’ zou herdichten. Volgens het woordenboek kan het ‘met ontzag’ betekenen : de goden met ontzag (pie) vereren; of ‘plichtsgetrouw’. Het kan ook deze betekenis krijgen: ‘mild, liefdevol, teder, toegewijd’ of ‘welgezind, genadig’. In het laat Latijn komt dan de betekenis ‘vroom’ of ‘heilig’ mee in het woordje ‘pius’. Het is ook een bijnaam van latere Romeinse keizers: Antonius Pius.

Het Mozart concert-tekstboek kiest voor ‘mild’. Dat spreekt mij weinig aan als het gaat om de verbinding met een persoon: een mild mens, een milde Heer? ‘Liefdevol’ vind ik passend, maar weinig intiem. Als het echt gaat om een aanspraak, is ‘lieve’ naar mijn smaak het meest op z’n plaats: “Lieve Heer Jezus”. In bepaalde christelijke kringen schrikt men hier misschien voor terug: het lijkt aan ontzag te ontbreken. Maar in de Dies Irae-tekst past die spanning nu juist, dunkt me. Want de lang uitgesponnen tekst over de dreigende ondergang maakt het beroep op de intieme genegenheid van de Heer bijzonder. Wil er enige hoop zijn voor rust en licht voor de overledenen en voor de levende zanger zelf, dan moet het komen van de liefde van de Heer.

Lieve Heer Jezus,
geef onze doden,
gun onze doden,
de eeuwige rust,
de eeuwige rust.

Naar aanleiding van: Jan Pieter Leusink, The Bach Choir & Orchestra of the Netherlands: Wolfgang Amadeus Mozart: Et Incarnatus Est, Miserere Mei (G. Allegri), Krönungmesse, Requiem. Uitgevoerd op zondag 25 februari 2018 in het Koninklijk Concertgebouw in Amsterdam.

Harm Pinkster, Woordenboek Latijn/Nederlands2, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2003.

De teksten die ik schreef voor een Nederlandstalig Requiem staan op deze website. Rien Donkersloot componeert de muziek.