De HEER laat zijn koninkrijk doorbreken in deze wereld. Kijk Hem! Zie hoe Hij mooie resultaten bereikt! Het is de taal van het winnende geloofsteam. Wie meedoet, werft graag nieuwe teamleden. Wie toeschouwer blijft, mist de boot. Elke kerk die Jezus Christus als Heer aanvaardt, kan zich met recht missionair noemen. Want Hij is op missie.
Deze optimistische taal blijkt niet vanzelfsprekend tot missionaire plannen van een gemeente te leiden. Ook voelt niet elke gelovige z’n al te aardse leven opgenomen in dat goddelijke streven. En als christenen met elkaar in gesprek gaan over wat de missionaire Heer dan precies wil bereiken, strijden verschillende visies om de voorrang. Gaat het om recht en gerechtigheid in de wereld? Is de hemel het uiteindelijke doel? Past het om je gezondheid als Gods heil te zien? Gaat God de weigeraars uiteindelijk de rekening presenteren?
De missionaire Schijf van Vijf bedoelt hierbij helderheid te bieden. Dat is de populaire naam voor wat netjes heet: de vijf kenmerken van Gods wereldwijde missie, in het Engels: Five Marks of God’s Global Mission (je weet, zij houden van hoofdletters). In de bezinning op het missionaire karakter van de kerk komen de vijf kenmerken steeds meer ter sprake. In dit artikel leg ik uit wat de vijf kenmerken zijn. Is er een rangorde bij deze vijf? Waar gaan we als kerk op inzetten? Dat hangt af van wat we onder Gods missie verstaan. Daarom begin ik eerst daarover enige helderheid te geven.
Missie, geen zending
Ga je de zending in? Die vraag stelde ik mijzelf in 1988. Ik had net de theologische opleiding aan de Broederweg in Kampen afgerond. In Brazilië was zendingswerk te doen en ik voelde me uitgenodigd om een stap in die richting te overwegen. Zo zou ik zendeling kunnen worden (maar dat is toen overigens niet doorgegaan). Het woord zending was destijds heel gewoon in het kerkelijk spraakgebruik, vaak gecombineerd met evangelisatie. Zending was, kortweg, de opdracht van Jezus Christus aan de kerk. Zo was zij gehoorzaam aan de zogenaamde ‘zendingsopdracht’ uit Matteüs 28,19: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest…” Evangeliseren was ook een duidelijk begrip: het goede nieuws van de redding van de wereld bekend maken, met de oproep om dat te geloven en je zo als gelovige te voegen bij de kerk van de Here. Nog in 2005 omschreef de missioloog van Kampen, drs. Kees Haak, zijn vak als de (wetenschappelijke) bezinning op ‘de goddelijke opdracht van Christus aan zijn apostolisch-oecumenische kerk tot de wereldwijde zending en evangelisatie onder hen die niet in Christus geloven, met de oproep zich te bekeren en te geloven in Christus als de Heiland der wereld…’ (C.J. Haak, Gereformeerde Missiologie en Oecumenica: Beknopt overzicht aan het begin van de 21e eeuw A.D. Zwolle: De Verre Naaste, 2005, 31). De kerk is door God gezonden en wie namens de kerk erop uitgaat om redding van de wereld bekend te maken is dus een gezondene, of zendeling.
Het woord raakt uit. Toen ik in Rotterdam werkte en het evangelie bracht bij Hindostanen en Pakistanen was ik geen zendeling maar missionair predikant. Dat spoort met de gedachte dat God een missie heeft. Gods missie is de Nederlandse vertaling van de Latijnse uitdrukking: Missio Dei. Deze term is na de Tweede Wereldoorlog in zwang gekomen. De zending kreeg last van een slecht imago. Zij werd steeds meer gezien als de vertegenwoordiger van het rijke Westen. Daar was de economische macht. Vanuit het Westen kwam het moderne leven van wetenschap, techniek, amusement en overdaad en de koloniaal-politieke overheersing. Dat hing om Westerse zendelingen heen.
Deze verlegenheid klikte vast aan de diepe indruk die de enorme armoede in de derde wereld maakte. Het concrete verbeteren van de wereld, dát is de uitwerking van wat Jezus bedoelde met het hemels koninkrijk op aarde. Solidariteit betekende het, met de armen en verdrukten. Redding gaat niet alleen over de ziel die na de dood hemels voortleeft (of hels), maar gaat over het complete aardse leven nu. Holistisch laat het rijk van God zich vestigen op aarde. Proclamatie van het evangelie door Jezus alleen begon aan te voelen als een bewijs van superioriteit. Zij confronteert en scheidt, in plaats van te verbinden in een toch al gescheurde werkelijkheid. Toen in de bezinning van de Wereldraad van Kerken de term Missio Dei opkwam, ging dat samen met een verschuiving van de visie op de niet-christelijke volken en hun religies. De interreligieuze dialoog werd ontwikkeld. Daarin werden de gesprekspartners als gelijkwaardig gezien. Van het proclameren van de redding door Jezus Christus alleen kwam steeds minder. De tegenstelling tussen geloof en ongeloof vervaagde, ook omdat de christenen goede dingen in leer en leven van de niet-christenen gingen ontdekken.
Toch was Gods missie niet per definitie een verdachte term in de gereformeerde missiologie. Ook in deze traditie was helder dat de Schepper van deze wereld ernaar verlangt de eer te krijgen van de mensen die Hij zelf geschapen heeft en goed verzorgt. Hier en nu. Het is de Zoon die de zonde van de wereld wegdroeg, opstond en de leiding over het wereldtoneel heeft, hier en nu. Hier en nu bezielt Gods Geest de mens en bereikt hem met het woord van genade. Inderdaad, God is ‘on the move’, God is op missie in onze geschiedenis. En sinds hemelvaart en Pinksteren schakelt hij daarbij zijn leerlingen in.
In 2006 schreef de theoloog Chris Wright (niet te verwarren met de bekende Tom Wright) een prachtig boek dat – ook in het Nederlands vertaald – veel gelezen wordt: The Mission of God (Christopher J.H. Wright, The Mission of God. Unlocking the Bible’s Grand Narrative. Downer’s Grove: IVP Academic, 2006; vertaald als De Bijbelse missie: Gods opdracht voor zijn kinderen, in 2011). Hij wil laten zien dat de missie niet gebaseerd is op een aantal losse teksten, maar dat de Bijbel zelf een missionair fenomeen is. Veel Bijbelteksten, betoogt hij, kwamen voort uit gebeurtenissen, worstelingen, crises of conflicten. Omdat God sprak en zich bekend maakte, wilde zijn volk reageren. Dat werden psalmen of profetenboeken. Zo ontstonden brieven en spreuken. God werkte eeuw in eeuw uit tot Hijzelf op aarde verscheen en zijn leerlingen op missie stuurde. Wright noemt twee sleutelteksten van de evangelist Lukas. “Daarop maakte Hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.” (24,45-47). Het preken van berouw en vergeving aan de naties is onlosmakelijk gevolg van wat er met Jezus gebeurd is. Dat vinden wij ook terug bij de heilige apostel Paulus. “Omdat God mij echter tot op de dag van vandaag bijstaat, blijf ik mijn getuigenis zonder onderscheid aan iedereen bekendmaken, en daarbij zeg ik niets anders dan wat volgens de profeten en Mozes moest gebeuren, namelijk dat de messias zou lijden en sterven en dat Hij als eerste van de doden zou opstaan om aan zijn eigen volk en aan de andere volken het licht te verkondigen.” (Handelingen 26,22-23) De volledige betekenis van het erkennen van Jezus als Messias ligt in het erkennen van Gods missie voor Israël en alle andere volken.
Gods missie is dus eerst een verhaal, geen opdracht. Dat is het meest opvallende verschil met de oude zending. De uitleg van zending begon vrijwel altijd met de zendingsopdracht. Dat motiveerde via de impuls om te gehoorzamen. De Heer spreekt, wij voeren uit. Uit de Rotterdamse tijd herinner ik mij hoe het op bepaalde momenten een drukkende last werd om die opdracht steeds weer te horen. Hebben we genoeg gedaan? Is het gebrek aan bekeringen te wijten aan onze inzet, het gebrek eraan? Geven we de boodschap duidelijk genoeg door? Als wij gewaardeerd worden door de hindoes en moslims, zijn we dan wel confronterend genoeg geweest? Je kon de antwoorden op deze vragen paraat hebben, maar zelden werd dat ingegeven door het goede begrip van de zending zelf. Later leerde ik dankbaarheid en ontspanning in het missionaire werk. Wie namelijk ziet dat God aan het werk is om zijn missie uit te voeren, die kan leren vertrouwen op God zelf. Hij weet iedereen die Hij wil te bereiken. Met of zonder ons. Zien waar Hij de deur opent leert je in elk geval wat relaxter omgaan met plannen en strategieën. Het maakt ook nederig. Wie mensen tot geloof ziet komen, dopen mag en nader onderwijzen in het volgen van de Heer, is slechts een bescheiden medewerker in Gods missie. Wat je doet valt je toe omdat God je het gunt. Veel van wat Hij verder doet blijft onzichtbaar. En dat is prima.
Vijf kenmerken
Gods missie dus. De missionaire Schijf van Vijf geeft een overzichtelijk en (vrij) compleet beeld. Wat zijn die vijf punten?
1 De eerste is de verkondiging van het goede nieuws (to proclaim the good news of the Kingdom). Het gaat daarbij om het bekend maken van een nieuw en beslissend feit aan het grote publiek. Het is de activiteit van een boodschapper die een belangrijke mededeling doet namens een machthebber (heraut van een koning). Tijdens de eerste reis van Barnabas en Saulus ‘verkondigden zij Gods boodschap’ in de synagoge van Salamis op Cyprus. (Handelingen 13,5) Lukas geeft daar geen nadere beschrijving van, maar even verderop in zijn verslag wel. In de synagoge van de stad Antiochië (in Pisidië) krijgt Paulus de gelegenheid om de aanwezigen toe te spreken. In een review van de Joodse geschiedenis laat hij zien dat er een nieuw feit bekend te maken valt: “U moet dus weten, volksgenoten, dat het dankzij Hem is dat aan u vergeving van de zonden verkondigd wordt; ieder die gelooft wordt door Hem vrijgesproken van alles waarvan hij geen vrijspraak kon krijgen op grond van de wet van Mozes.” (Handelingen 13,38-39) Het gaat om een bekendmaking in de juridische sfeer. God heeft een geding met de wereld. Zijn schuldige schepping krijgt een onverwachte vrijspraak te horen. Jezus Christus is de persoon die dat heeft mogelijk gemaakt.
2 Het tweede kenmerk is het onderwijzen, dopen en opvoeden van nieuwe gelovigen (to teach, baptise and nurture new believers). Levenslange transformatie van de gelovigen is de bedoeling. Door de combinatie van onderwijzend verkondigen en het gelovige antwoord ontstaat een nieuwe levenswerkelijkheid. De doop mag dat markeren: “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en van heilige Geest…” (Matteüs 28,19). Zonder onderbreken laat de Heer erop volgen: “… en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb.” Zo vorm je mensen zo, dat zij als leerlingen van de Heer alle aspecten van het leven gaan zien in het licht van het evangelie. Tijdens de eerste reis van Paulus en Barnabas valt op dat zij snel terugkeren naar de steden waarin nieuwe christelijke geloofsgemeenschappen zijn ontstaan: “Ze bemoedigden de leerlingen en spoorden hen aan te volharden in het geloof, maar wezen hun erop ‘dat wij pas na veel beproevingen het koninkrijk van God kunnen binnengaan’. (Handelingen 14,22, zie ook het voornemen in 15,36 en verder 2 Korinte 3,18 en 2 Timoteüs 3,16-17)
3 Antwoorden op menselijke nood door liefdevolle dienstbaarheid, dat is het derde kenmerk (to respond to human need by loving service). In Lystra zat een man op straat die geen kracht in zijn voeten had; hij was al sinds zijn geboorte verlamd en had nooit kunnen lopen. Paulus ziet tijdens de verkondiging de aandacht van de man en dat hij gelooft in genezing. Dat gebeurt dan ook op Paulus’ woord. (Handelingen 14,8-9) De nood wordt gezien en bestreden. Als christenen gastvrijheid betonen, offervaardigheid en barmhartigheid aan mensen in nood, dan volgen zij het voorbeeld van de Heer die kwam om te dienen. Hij ontfermde over wie in nood was en de onvergetelijke gelijkenis van de barmhartige Samaritaan maakt helder dat dat een gebod is: “Doet u dan voortaan net zo.” (Lukas 10,37, zie ook het dubbelgebod van de liefde in Matteüs 22,34-40 en 25,31-46). De heilige apostel Jakobus weet het ook kernachtig te zeggen: zuivere godsdienst is weduwen en wezen bijstaan in hun nood en jezelf vrijwaren van de smetten van deze wereld. (1,27) De eerste christelijke gemeenten blonken hierin uit.
4 Het vierde kenmerk is het streven naar het veranderen van onrechtvaardige maatschappelijke structuren (to seek to transform unjuist strcutures of society). Het is niet voor niets dat Paulus bij zijn roeping de opdracht krijgt om ook bij heersers de naam van Jezus bekend te maken. (Handelingen 9,15) Het zijn mensen met macht. Hun invloed kan een bestaand patroon doorbreken en omkeren. Voor Paulus was het glashelder dat er geestelijke machten werkzaam zijn achter publieke machtsstructuren in de samenleving. Op Cyprus doorbreekt hij de magie van Elymas (aka Bar Jezus), die hij een ‘vijand van elke vorm van gerechtigheid noemt’. (Handelingen 13,10) Zo maakt hij de weg vrij voor de bekering van de proconsul van het eiland. Later verwoordt de apostel het zo: hij is gezonden om mensen de ogen te openen zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren en van de macht van satan naar God. (Handelingen 26,18) Onrechtvaardige structuren zetten veel mensen onder druk. Culturele patronen belemmeren vaak vrouwen, kinderen en minderheden om tot volle bloei te komen. Slavernij ontmenselijkt. Juist dit laatste voorbeeld brengt aan het licht hoe het streven naar het veranderen van structureel onrecht begint bij een persoonlijke omkeer. De slaven en hun meesters krijgen door het geloof in Jezus Christus een nieuwe vrijheid. (Kolossenzen 3,22-4,1) Waar de kans op afschaffing van de onmenselijke structuur zich voordoet is de potentie daartoe gelegd in Christus’ vrijheid die door bekering ontstaan was. De profeet Micha zei het ook al: “Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je weet wat de HEER van je wil: niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God.” (Micha 6,8)
5 Het vijfde kenmerk, ten slotte, is het streven naar het beschermen van de integriteit van de schepping en het ondersteunen en vernieuwen van het leven op aarde (to strive to safeguard the integrity of creation and sustain and renew the life of the earth). In Lystra maakt Paulus in dit verband een paar betekenisvolle statements. Dat maar helder mag zijn voor de mensen wie de bron is van regen en vruchtbare seizoenen: de Heer die hij verkondigt. (Handelingen 14,17) Daaruit is in ieder geval af te leiden dat Gods als Schepper zijn goedheid ter beschikking stelt voor allen, ongeacht of zij Hem daarvoor danken. Jezus had ook al daarop gewezen met zijn uitspraak dat de Vader in de hemel zijn zon laat opgaan over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. (Matteüs 5,45) Waar het gaat om het meewerken aan die missie komen Godswoorden uit het Oude Testament naar voren. De mens is geschapen naar zijn beeld en dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee die te maken hebben met bewaken en beheren. (Genesis 1 en 2) In verschillende liederen bezingen de gelovigen van destijds Gods scheppingsmacht, onder andere in Psalm 19 waar beschrijving van de natuur samengaat het de lof op de wet (en het bijna onmogelijke van het houden ervan). Ook het sabbatsgebod geeft een duidelijke richting aan: het leven van mens en dier moet op adem kunnen komen. (Exodus 20,8-11)
Evaluatie
Is er in de serie van vijf een rangorde? Gaat verkondiging boven de zorg voor de aarde? Je kunt je voorstellen dat elke gelovige, gevraagd naar het kenmerk van zijn voorkeur, zich voor een van de vijf kan uitspreken. De een organiseert graag een Alphacursus, de ander gaat de politiek in om de positie van minderheden te verbeteren. Alles past in Gods missie. Maar is dat allemaal het heil dat Jezus kwam brengen? En als het gaat om de plaatselijke gemeente die relevant wil zijn in de eigen stad, wijk of buurt, waar moet hij zich op richten?
In de jaren tachtig van de vorige eeuw studeerde ik theologie en kwamen deze vragen al ter sprake. Het was de tijd waarin de gereformeerde missiologie in Nederland zich duidelijk distantieerde van wat er in de oecumenische wereld aan gedachtenontwikkeling voltrok. Wij kregen daarbij de hulp van publicaties van de internationale Lausannebeweging die met minstens zoveel overtuiging het orthodox-protestante geluid liet horen. Een welsprekende vertegenwoordiger ervan was dr. John Stott uit Londen. Hij schreef een boekje over zending in de moderne wereld. Het was verplichte tentamentstof in Kampen. In het hoofdstuk over heil schrijft hij: “Hoewel bevrijding van verdrukking en de schepping van een nieuwe en betere maatschappij uiteindelijk Gods wil voor de mens zijn, is het toch noodzakelijk erbij te zeggen, dat deze dingen niet het ‘heil’ uitmaken dat God de wereld aanbiedt in en door Jezus Christus. … Het betekent het door elkaar halen wat de Schrift gescheiden houdt – God de Schepper en God de Bevrijder, de God van de kosmos en de God van het verbond, de wereld en de kerk, algemene genade en reddende genade, rechtvaardigheid en rechtvaardigmaking, de hernieuwing van de maatschappij en de wedergeboorte van de mensen. Want het heil dat in het evangelie van Christus wordt aangeboden geldt eerder voor personen dan voor structuren. Het is bevrijding van een ander soort juk dan politieke en economische onderdrukking.” (Zending in de moderne wereld, Goes: Oosterbaan & Le Cointre, 1978, 91-92)
Even verderop formuleert hij positief wat het heil dan wel in houdt. “… het heil dat Christus aan zijn volk geeft, [is] vrijheid van zonde in al haar lelijke manifestaties en vrijheid tot een leven van dienstbaarheid, totdat we uiteindelijk ‘de glorieuze vrijheid van de kinderen van God bereiken’.” (97) Het gaat erom dat wij persoonlijk zonen van Gods genoemd worden terwijl wij als slaaf van de zonde leefden. “U hebt de Geest niet ontvangen,” (Stott wijst op Paulus) “om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te worden – door Hem roepen wij God aan met ‘Abba, Vader’. (Romeinen 8,14) Het is een vrijheid die zich gaat uiten in dienstbaarheid die ons losmaakt van onze gerichtheid op onszelf : “Misbruik de vrijheid niet om uw aardse begeerten vrij spel te geven, maar dien elkaar in liefde want de hele wet is vervuld in een uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf.’” (Galaten 5,13-14). Dat geeft perspectief op een wereld die volkomen gedomineerd zal worden door gerechtigheid (2 Petrus 3,13) en het kreunen en steunen van de huidige kosmos achter zich laat.
Ik geloof met Stott dat het heil bij die persoonlijke verandering begint. Daarom wil ik met het oog op een goed beheer van je energie als kerk pleiten voor nadruk op kenmerk 1 en 2. Verkondiging en toerusting als prioriteit. De overige drie zijn belangrijk, maar niet het privilege van de christenen en het is ook niet zo dat christenen dat per definitie kwalitatief beter doen. Mensen kunnen vanuit seculiere of andersgelovige motieven heel prima nood lenigen, een betere wereld na streven en klimaatdoelen ondersteunen. Wie dat goed doet, doet dat door de Geest van de Heer die iedereen kan inschakelen. Elke gelovige kan zich samen met wie dan ook inzetten om die doelen te behalen. Wat niet door seculieren en andersgelovigen wordt gedaan, is het verkondigen van de ene naam tot behoud. Ook het bedienen van de heilige doop en het vieren van het heilig avondmaal behoort tot het privilege van de christelijke geloofsgemeenschap. Dat is geen intern gedoe dat de kerk voor de samenleving steriel maakt. Integendeel, juist zo bewijst de christenen de samenleving een grote dienst. En daarom: wat het unieke van de kerk is, zou de beste energie van de gemeente moeten krijgen.