Wat een vondst

Vondst

 

De wijnkruik – pak haar beet
twee eeuwen diep – had
wel een kogelronde buik,
maar baarde louter aarde.

 

Nu staat zij binnen handbereik
en leent mijn dorst het oor,
als was er niets voorbij
en niets verloren.

 

Want al verbeeldt die kruik zich
maar haar maagdelijke staat,
zij maakt dat toch, sinds zij mij
vond, in alle eenvoud waar.

 

Harmen Wind, Aardewerk, 32

 

De maagd Maria baarde de Heer van ons aller leven. Twee millennia geleden – zo gaat het verhaal – kwam hij ter wereld. Op onze aarde, mens als wij. Dat bericht weet ons te raken. Wij komen erdoor in beweging. Wij houden hoop, geloven tegen de waan van de dag in en dragen de kaars van liefde voor ons uit. Er is onvergankelijkheid in aantocht, redding is nabij, niets is verloren. Er is iemand die zijn oor aan ons leent.

 

Is dat het bewijs van de echtheid van het verhaal? Laten we de eerste laag van het gedicht bekijken. Een wijnkruik van 200 jaar oud wordt opgegraven. We spoelen haar schoon. Aarde komt uit de kogelronde vorm. Nu kunnen wij er weer uit drinken. Het lijkt alsof de tijd er niet toe doet. Niets is voorbij, niets verloren. We drinken uit haar. Zo eenvoudig is de waarheid.

 

Een wijnkruik hebben we tastbaar in handen. Het is theoretisch mogelijk dat een meester-bedrieger het voorwerp een schijnbare ouderdom van 200 jaar heeft meegegeven. Maar als wij door betrouwbare mensen worden omringd geloven we dat we kunnen drinken uit een zeer oude wijnkruik. Het verhaal over leven en werk van Jezus van Nazaret is met meer wantrouwen omgeven. Zijn historisch bestaan zal nog worden aangenomen, maar de claim van godheid en wereldbestuur, dat is een ander verhaal. Met enige verbeelding maak je van een ordinary man een God in mensengedaante, die ook nu nog mensen hoopvol en liefdevol maakt. Maar verbeelding kan ook zonder historische grond.

 

“Leven is aardewerk,” lees ik op de binnenflap. “Dat is de belangrijkste notie van deze nieuwe bundel poëzie van Harmen Wind. Hoewel we met illusies onze beperking niet overstijgen maar onderstrepen, hebben we juist aan onze aardsheid ons vermogen tot verbeelden te danken…” Zeker, dat is een van de bijzondere vaardigheden van de mens. Het werkt geweldig. Wie niet in staat is om God te verbeelden, of het gewoonweg niet wil, kan toch jaloers zijn op de effecten. Maar is dat genoeg om overtuigend te zijn en overtuigd te worden? Check de reality: menigeen getuigt dat geloof in de Heer uitblijft ook al zie je het heilzame effect van geloven.

 

Maar, let op: in de laatste strofe blijkt dat niet ik de kruik, maar de kruik mij gevonden heeft. Wat een vondst. Mysterie van het geloof.

 

Naar aanleiding van: Harmen Wind, Aardewerk. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2006

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *