Vriendschap bij zoveel zonden

In niet mis te verstane taal trekt Esther van Fenema ons masker af. Wij leven met een enorme leegte maar doen alsof wij ons mooie bestaan kunnen vullen, tot onze tevredenheid. Van Fenema is psychiater en coach en ziet de schaduwkant: mensen met burn-outklachten, paniek, verslaving, angst en andere kwalen komen bij haar langs. Achter de klachten ligt de leegte die het afscheid van God en religie heeft meegebracht. De last die dat met zich meebrengt blijkt voor velen van ons ondraaglijk. En omdat wij het individu centraal hebben gezet in het ons waardensysteem, staan we heel alleen voor, heel alleen.
Aan de hand van de zeven hoofdzonden wijst zij ons failliet aan: hoogmoed, luiheid, hebzucht, onmatigheid, lust, woede en afgunst. Het slothoofdstuk gaat over de onderliggende kwaal: een enorme leegte: “Vacuum of leegte is de ultieme hoofdzonde van onze tijd omdat we de groep hebben losgelaten en onszelf als middelpunt van het universum zijn gaan zien.” (276) God schiep de wereld ooit uit leegte, zegt ze, en wij blijken in staat om die wereld weer af te breken.  “Gaan we als God ten onder of kunnen we nog samen een Ark bouwen om de zondvloed te overleven?” Ik weet niet of Van Fenema het meent als zij ten slotte, echt in de laatste alinea, hersenonderzoeker Dick Swaab citeert: “Ach, de mens vindt altijd wel weer zijn weg uit de ellende. Dat zit nou eenmaal in onze genen, naast alle narigheid.” (277) Zij heeft hoofdstuk na hoofdstuk de onmacht van de moderne mens aangetoond en dan is dit het laatste sprankje hoop? Van Fenema kent de Bijbel op haar duimpje. Hoe kan het haar ontgaan dat de Ark een goddelijke uitweg was, die door Noach gehoorzaam werd gebouwd. (Genesis 6,22) Hoe kun je suggereren dat wij samen een Ark zullen maken, als er geen samen meer is en ook geen neiging tot Godsbesef?

Het is een merkwaardig boek. Nu ik het uitheb, zie ik het als een verzameling citaten en verwijzingen (zonder bronvermelding, of zeer gebrekkig), gecategoriseerd rond de zeven hoofdzonden. De strekking is keer op keer: overal zie je deze uitglijders terug. In de cultuur, in de spreekkamer van de psychiater/coach, in film en literatuur, het is een individueel gebrek en een maatschappelijke zonde. De individualisering breekt ons op en bovendien is het idee van hiërarchie zo ondermijnd dat wij ook geen goed leiderschap meer hebben (38, 42, 201). Zij haalt onbekommerd Oude en Nieuwe Testament aan (soms in een heel beroerde vertaling, zie 49) en schaart dat onder het kopje ‘cultuur’. Steeds is haar conclusie dat wij uitkomen bij de gevolgen van ons afscheid van God. Zonder Hem zijn we gaan geloven dat wij zijn plaats hebben ingenomen. “Door de zondeval zijn we gelijk geworden aan God, en hebben we kennis gekregen van het verschil tussen goed en kwaad. Daar dit besef dragen we een grote verantwoordelijkheid. We voelen diep vanbinnen dat we elkaar en de aarde verwaarlozen en zelfs misbruiken. … We hebben decennia lang geleefd alsof ons gedrag geen consequenties heeft, maar dragen wel persoonlijke verantwoordelijkheid voor ons gedrag juist omdat de notie van goed en kwaad in ons hart staat geschreven. We wanen ons allemaal God maar zijn desondanks dus niet in staat om de bijbehorende verantwoordelijkheid te dragen.” (43, en vele andere plaatsen). Het is per saldo zo een beschrijving geworden van wat wij als theologen de ernst en de diepgang van de zonde noemen. Het staat er slechter voor met ons dan wij gewoon zijn te denken.

Je gaat al lezend wel verlangen naar een woord van hoop. Wat ik er op de laatste bladzijde over lees is te om te weinig om te lachen. Dus bevreemdt het me dat diezelfde Bijbel haar niet geïnspireerd heeft om simpel op bekering aan te dringen. Als Noach gehoorzaam de ark bouwt, blijkt dat de levensboot te zijn. Het ‘luisterend hart’ dat koning Salomo ontvangt als de HEER hem verschijnt (1 Koningen 3,8-9) en hem uitnodigt om zijn diepste wens te formuleren, dat is wat goed leiderschap kan opleveren. Niet voor niets roept de apostel de christelijke gemeenten op om te bidden voor koningen en hooggeplaatsen. (1 Timoteüs 2,1 en 2) Dat kan toch alleen maar zijn om God te vragen hen te vervullen met zijn Geest. Zo is meeleven in een christelijke gemeente een kans om te leren oefenen met de dynamiek van een groep. Daarin vind je als individu je plaats, je leert je schikken naar een ander. “Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.” (Efeze 5,21) Daar leer je leven met het geluk van een ander, om dat je eigen geluk geborgen is in de relatie met God. “Wij hebben ons bevrijd uit allerlei groepsverbanden,” schrijft Van Fenema, “en leven in de illusie dat we het middelpunt van het universum zijn.” (199) Dus gaat het ons om erkenning, gezien en gehoord worden. De hoofdzonde woede gaat over de krenking van het niet-gezien worden. Dat levert ressentiment op omdat wij dan ook vol afgunst kijken naar de ander. Als hij of zij wel gezien wordt kunnen wij het nauwelijks verdragen. Elke gemeenschap die zich voorneemt op iedereen te willen ‘zien’ legt zichzelf de onmogelijke last op. Wie merkt dat hij daarin faalt al opvoeder of leider kan afknappen vanwege de woede die je dan over je heen krijgt, vaak vanuit de slachtofferhoek van de gekrenkte.

Het is alles bij elkaar te treurig voor woorden als er geen andere weg wordt gewezen dan wat Van Fenema doet. Uiteindelijk moet God weer in ere worden hersteld, zou ik denken. Als er iemand kan helpen je hoofdzonden te veranderen in Bergrede-deugden (nederigheid, kunnen treuren, zachtmoedigheid, hongeren en dorsten naar gerechtigheid, barmhartigheid, zuiverheid, vredestichter-zijn, Matteüs 5,3-10) dan Híj. Het geheim is dat je zijn liefdevolle autoriteit leert erkennen. Dat ga je doen als je ontdekt hoe geloofwaardig Hij ons leven deelt. Dan kan je je met verwachting en vertrouwen als leerling gaan gedragen en tegelijk om je heen zien hoe hij iedereen een eigen behandeling geeft. Christus had tijdens zijn leven op aarde twaalf leerlingen, maar er was een van wie Hij veel hield. (Johannes 13,23-25) Het is zijn privilege en het roept geen afgunst op. Want je komt bij Hem niets te kort. Hij is het middelpunt van het universum, wij niet. Dat lucht op, zo is ons leven niet ons project. Met Hem in vriendschap verbonden kan het eigenlijk niet mislukken.


Naar aanleiding van Esther van Fenema, Het verlaten individu: Waarom voelen we ons zo leeg? Amsterdam: Prometheus, 2022. Zie ook mijn blog over Andrew Root en The End of Youth Ministry.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *