Een gesprek dat verdiept en verder brengt is een kostbaar geschenk van samen mens-zijn, maar het vraagt wel vaardigheden. Het socratisch gesprek is een actuele bijdrage aan het aloude verlangen naar wezenlijk contact met elkaar en de zoektocht naar waarheid, schoonheid en het goede. Elke Wiss schreef een zeer geslaagd boekje over dit soort gesprek: Socrates op sneakers. Geslaagd, dat kan je wel zeggen als er meer dan 150.000 exemplaren van zijn verkocht. Ik heb een exemplaar uit de achtenveertigste druk! Na lezen en herlezen begin ik aan een brede samenvatting. Want dat is de inhoud zeker waard.
Als we Socrates (470/469 – 399 voor Chr.) noemen, verbinden wij ons met een oude en humane traditie. Zijn naam is speciaal gelieerd aan de zoektocht naar ware kennis. Elke Wiss: “Hij realiseerde zich dat ware kennis in dialoog met de ander ontstaat en zag dat de ander vooral als slijpsteen van zijn eigen denken.” (20) Het is niet zomaar een aardigheidje, wat Elke Wiss met socratische gesprekken wil bereiken. De wereld heeft het nodig. We hebben vertraging nodig, echte nieuwsgierigheid en echte ruimte voor de ander. Bovendien gaan we dan merken dat onze gesprekken er echt van opknappen. Voeg daarbij dat het leuk is, nou dan weet je het: gaan!
Echter… het blijkt nog niet zo eenvoudig. Sterker: wij zijn nogal slecht in het stellen van goede vragen. Het zal, als jij het zegt Elke, maar eerst even dit: wat is eigenlijk een vraag. Voordat wij we aan de attributen ‘goed’ of ‘slecht’ toekomen, help ons even op dit punt. Dat doet ze: “Een vraag is een uitnodiging. Een uitnodiging tot nadenken, uitleggen, aanscherpen, verdiepen, informatie verschaffen, onderzoeken, verbinden.” Fraai, positief geduid, ik zet ‘m cursief: vragen is uitnodigen. Tot van alles en nog wat, maar vooral een uitnodiging. Mensen kunnen ook weigeren. En wat maakt een vraag dan goed, Elke? “Een goede vraag is helder geformuleerd en wordt geboren uit een open, nieuwsgierige houding. Een goede vraag blijft bij (het verhaal van) de ander. Een goede vraag zet denken in beweging. Een goede vraag leidt tot verheldering, nieuwe inzichten of een nieuw perspectief voor de beantwoorder van die vraag.” ” (31)
Bedankt. Maar nu nogmaals: waarom zijn wij zo slecht in het stellen van goede vragen? Wiss komt met zes oorzaken en de eerste is direct en raak. Het zit in ons, we vinden de oorzaak in de biologie: eigenlijk zijn we gewoon te egotistisch om goede vragen te stellen. Maar er is ook de vraagvrees: vragen stellen is eng. De derde reden gaat over de beloning: je scoort meer punten met een sterke mening dan met een vraag. In dit verband bepleit Elke Wiss de komst van ‘vragenmakers’ in plaats van opiniemakers. Ten vierde de objectiviteit: we zijn verleerd objectief te redeneren. Vragen stellen kost tijd (denken we) en daar hebben we weinig van, dat helpt ook al niet. En ten slotte gaat het om competentie: we krijgen geen les in ‘vraagvaardigheden’ op school.
De onvermijdelijke vraag na dit alles is: wat hebben we nodig? Vertel het ons, Elke. Dan noemt zij drie punten en levert er een prettig schema bij: allereerst de socratische houding, vervolgens de vraagvoorwaarden en ten slotte de vraagvaardigheden.
De socratische houding, dat begint met verwondering. Verwondering is niet hetzelfde als verbazing. Het is subtieler “Verwondering is een keuze. Ik kan naar diezelfde situatie kijken, en wel of niet verwonderd raken. De keuze schuilt in de situatie en mijn gedachte erover, of ik de gehele ervaring voor vanzelfsprekend aanneem.” (86) Het verschilt niet veel van nieuwsgierigheid, echt willen weten. “Nieuwsgierig blijven betekent dat je erkent dat je iets niet weet. Je weet niet hoe de ander iets heeft ervaren, wat de ander denkt en voelt. De ander is een ander mens dan jij. … Bedenk dat de ander altijd de expert is over zijn eigen ervaring. Vaak zijn we veel te snel met ‘weten hoe het zit’.” (91)
Socratisch vragen en spreken vraagt ook moed. “Je weet van tevoren niet of je vraag aankomt, en hoe je vraag aankomt. Je laat een heel stuk controle los. Je vraag kan voor een ander spannend zijn, of confronterend. Je weet niet of de ander antwoord wil geven, of dat je hem of haar in verlegenheid brengt.” (94) Sterk is dat voor Wiss ‘oordelen’ geen kwalijke attitude is in het gesprek. “Je oordeelt om vorm te kunnen geven aan je eigen leven. Oordelen kun je niet níét doen. In de eerste acht seconden bij een nieuwe ontmoeting, oordeel je: ik vind deze persoon aardig en voel me prettig bij hem of haar – of niet. Oordelen is zo menselijk en gewoon als ademhalen. “ (98) Wat je wel kan doen, is weer afstand doen van het oordeel. Het oordeel uitstellen, dat is niet de term die Elk Wiss zou gebruiken. Er is geen zelfgekozen tijd waarin je even niet oordeelt. Je hebt op z’n minst een eerste, voorlopig oordeel. Je kunt er wel even afstand van nemen. Om je oordelen te verbeteren: “Om ze zo objectief mogelijk te maken en er ook direct weer afstand van te kunnen doen.” (100)
Een belangrijke attitude is ook het verdragen, of zelfs omarmen van het niet-weten. “Constant het randje van jouw zeker-weten opzoeken, levert je op dat je nieuwe ontdekkingen kunt doen.” (109) En waar empathie over het algemeen als een heel sociale en wenselijke houding wordt gezien, zegt Wiss: doe maar even niet. Empathie is het vermogen je in een ander in te leven. In een socratisch gesprek ga je in de empathische nulstand: “Je schakelt je neiging om letterlijk mee te voelen, mee te lijden, uit, om zodoende afstand te bewaren en kritische vragen te kunnen stellen.” (119)
Ten slotte moet je in een socratisch gesprek erop voorbereid zijn dat er irritatie optreedt. “Als irritatie zich aandient, betekent dat vaak dat je een prikkelende vraag gesteld hebt.” (132) Ga het niet uit de weg.
De structuur van het socratisch gesprek, dat is ook iets om aandacht aan te geven. Een socratisch gesprek vertrekt vanuit één filosofische vraag die wordt onderzocht. (135) Verder wordt het gesprek gevoerd aan de hand van één waargebeurde casus van een van de deelnemers (136) Een socratisch gesprek begint niet bij definities: “In een socratisch gesprek ontdek je de betekenis van concepten door ze toe te passen, niet door er een algemene definitie omheen te bouwen.” (141) Wat opvalt is dat in een socratisch gesprek de deelnemers naar consensus streven. Maar Wiss noteert ook dat socratische gesprekken vaak eindigen in ‘aporie’, een algeheel gevoel van ‘ik weet het niet’ (152). In een socratisch gesprek kun je ook weerleggen (elenchus). (145)
Dan de vraagvoorwaarden:
- 1 Alles begint met goed luisteren: “Voor het stellen van goede vragen is het belangrijk dat je traint om te luisteren vanuit die tweede JIJ-positie, met de wat-bedoel-je-precies-intentie.” (160)
- 2 Neem taal serieus: “Door je taal schoon en helder te gebruiken, verhelder je het gesprek en stel je betere vragen. Je wordt gevoeliger voor wat iemand je letterlijk zegt.” (161) En let op de nonverbale communicatie: “Waar we met onze woorden kunnen liegen, verbloemen, een muur optrekken, laat het lichaam zich vaak gemakkelijker lezen.” (165)
- 3 Vraag toestemming; ‘Wanneer je een ander uitnodigt voor een verdiepend gesprek door er expliciet naar te vragen, wordt gesprek een gedeelde verantwoordelijkheid, en heb je beiden commitment bij je onderzoek.” (169)
- 4 Vertraag: “Een goede dialoog, waarbij je stap voor stap luistert naar argumenten, naar wat er expliciet en impliciet gezegd wordt, valt totaal in duigen bij ons conversatie tempo. Je moet jezelf trainen in langzaam denken en spreken.” (173)
- 5 Verdraag frustratie: “De ander voelt zich misschien bij vlagen aangevallen wanneer je zijn opvattingen (en daarmee deels zijn identiteit) kritisch bevraagt.” (175)
Bij het onderdeel Vraagvaardigheden leerde ik van dit boek het onderscheid tussen vragen naar boven, vragen naar beneden. De wereld van overtuigingen, waarden, mensbeeld noemen we ‘boven’. De concrete werkelijkheid is ‘beneden’. Je kunt vragen naar feiten en naar waarden en mensbeeld. (181) “Als je niet weet welke kant je op wilt, stel dan liever vragen naar beneden in plaats van naar boven.” (185)
Doorvragen naar het hittepunt, dat maakt gesprekken boeiend, vind ik. Opstomen naar het moment waarom het eigenlijk draait. Hoe doe je dat? Elke leert ons: doorvragen naar beneden. (189) Goed, dat houden we vast.
En verder? Vanzelfsprekend moeten we het ook nog even hebben over open en gesloten vragen: “Door te denken dat je enkel open vragen zou mogen stellen doe je de gesloten vraag enorm tekort.” (195) Maar Elke Wiss heeft wel een alternatief voorstel: “Een indeling op basis van de taalstructuur van de vraag zelf is veel zuiverder en makkelijker te gebruiken. Open vragen beginnen met een vraagwoord zoals wie, wat, waar, welke, wanneer, hoe, waartoe. Een gesloten vraag begint altijd met een werkwoord of een vervoeging ervan.” (196) Afhankelijk van het doel van je vraag, is een gesloten vraag soms het beste gereedschap, zegt Elke.
De waaromvraag, die is omstreden. Ten onrechte, zegt de schrijfster: “… zonder waarom geen nieuwe inzichten.” (199) Maar ook de waarom-vraag heeft een alternatief: Vertel eens, als ventiel: “’Vertel eens’ is als een ventiel. Een hoop bijeengehouden emotie, een langer verhaal, een opgekropt gevoel: het mag er allemaal uitstromen als jij het ‘vertel eens’-ventieltje opendraait.” (203)
Dan hebben we nog een serie Vraagvalkuilen:
- Iets vragen terwijl je eigenlijk iets wil zeggen (204)
- Je stelt een vraag zonder dat je het doel ervan helder hebt (205)
- De komma-sukkelvraag (206)
- De maarvraag (206)
- De cocktailvraag (207)
- De vage vraag (208)
- De onterechte of-ofvraag (209)
- Een vraag die niet op zichzelf staat (210)
Het laatste hoofdstuk is niet het minste. Hoe kom je tot een echt gesprek? Vergelijk het met domino, aldus Wiss, steentjes aan elkaar leggen: “Net als de dominosteentjes moeten vraag en antwoord bij elkaar passen. Vaak is dat niet zo; dan leggen we een zes aan een vier en een één aan een vijf.” (213) In de werkelijkheid van het gesprek betekent dat checken: “De gemakkelijkste manier om dominosteentjes te checken – dus om na te gaan of het antwoord van de ander wel bij jouw vraag past – is even weg te blijven van de inhoud, en in plaats daarvan de structuur van vraag en antwoord te checken. Volgt er op een ja/nee-vraag ook echt een ja of nee? “ (214) Een mooie tip: “Wil je diepgang, helderheid en scherpte, geef dan éérst antwoord en deel daarna je argumenten, zorgen en overwegingen.” (215)
Doorvragen, hoe doe je dat? “Doorvragen is ervoor zorgen dat een uitspraak, standpunt of verhaal wordt uitgediept. Het verbreedt niet, er komen geen nieuwe verhalen of nieuwe concepten bij, maar je duikt dieper in de materie die al op tafel ligt.” (220) Het staat of valt met je socratische nieuwsgierige houding. “Voor doorvragen heb je dus afstand nodig: afstand tot je gesprekspartner en afstand tot de inhoud.” (222) Je kunt doorvragen in de richting van je gesprekspartner of in tegenovergestelde richting. (224) “De echovraag is dé manier om bij het verhaal van de ander te blijven en tegelijkertijd te verdiepen en onderzoeken wat diegene zegt.” (226)
Confronteren met je vraag, ook dat is mogelijk in een socratisch gesprek: “Confronteren is in de meest letterlijke betekenis: tegenover elkaar stellen. En dat is precies wat confronteren is, niet meer en niet minder. Je geeft terug wat je krijgt. Je spiegelt wat je hoort.” (231)
De Stel-datvraag is er om het denken een zwieper te geven: “Wil je iemand een andere kant laten zien, het denken een beetje oprekken, wat ruimte in het hoofd gunnen, dan doet een oprechte stel-datvraag soms wonderen. Heel vaak komt er een uitspraak boven die zelfs je gesprekspartner niet had zien aankomen.” (236)
Te slotte: laat je bevragen: “Wanneer je jezelf durft te bevragen en in twijfel te trekken, word je vanzelf opener en milder naar anderen.” (240)
Naar aanleiding van: Elke Wiss, Socrates op sneakers: Filosofische gids voor het stellen van goede vragen.48 Amsterdam: Ambo ǀ Anthos, 2023. Voor meer van haar werk, klik hier.