De kerk is heilsnoodzakelijk, zegt prof. dr. Harry Kuitert in zijn bekende boek: Het algemeen betwijfeld christelijk geloof. Hij gaf in het jaar 1992 een herziening van het christelijk geloof. Het deed toen nogal wat stof opwaaien. Eerlijk gezegd valt het mij anno 2023 nogal mee. Ik herlas het hoofdstuk over de kerk en kwam dit tegen: “De christelijke kerk is er dus niet voor niets. Ze predikt het heil van God en legt zichzelf uit als het eerste voorschot op dat heil.” (199) Ik neem het direct voor mijn rekening.
Wel bepleit hij een bescheiden plaats voor de kerk. Mensen genoeg die al teleurgesteld afgehaakt zijn. Te veel onnodige en op verkeerde punten gerichte regulering. (194) Terecht staat dat onder kritiek. Maar soms gooit men niet alleen het vieze badwater weg. De kerk als instituut blijft nodig, volgens Kuitert, want een gemeenschap valt als los zand uit elkaar als ze niet in stand gehouden wordt door een band van institutionele aard. Maar dan moet het instituut doen waar het goed voor is. Hij komt uit op de kerk als gelegenheidsgever. “Wie gelegenheid geeft, heerst niet over het geloof maar dient het op een manier die zowel aan deelnemers als aan passanten de ruimte laat om van het geloof wat te maken of ‘er aan te doen’.” (204) Wat moet de kerk dan aanbieden: taal, geijkte zinnen en woorden anders kan je niet over het geloof praten. En dus ook deugdelijke catechese. Vervolgens verkondiging van de genade ‘al of niet in de vorm van de ons zo vertrouwde preek’. “Verkondiging van de genade is niets anders dan prediking van de verzoening en de oproep ons met God te laten verzoenen. Dat moet ons verteld worden, want anders weten we niet eens dat er iets mis is. En hoe kunnen we zonder verzoening andere mensen worden?” (205) Je hebt ook verschillende generaties nodig, een traditie om bij aan te haken en je tegen af te zetten. Ruimte voor gevarieerde spiritualiteit, wat vroeger ‘ligging’ heette, ook dat hoort erbij en, om nog een oud woord te gebruiken, ‘gemoed’. Een beetje mystieke ervaring dus. Verder de lofzang. Ook al hebben gereformeerden weinig liturgisch besef, het lied bloeit er. “Wie friese boeren de psalmen heeft zien (en horen!) zingen, weet het: ze kennen de vervoering van de lofzang, de incantatie. Waar kan dat anders dan in de kerk?” (206). Ten slotte de gemeenschap. Maar dan toch niet het op elkaars lip zitten.
Nogmaals: Kuitert van toen valt me alles mee. Waarschijnlijk ben ik veranderd en stond ik destijds wat krampachtiger in de wedstrijd. Het valt me wel op hoe sterk hij benadrukt dat de sacramenten echt te lijden hebben onder betekenisverlies. “Het stamt uit een leefwereld die de onze niet meer is, op geen enkele manier zelfs, en raakt ons daarom niet gevoelsmatig. Ja, als we verschrikkelijk ons best doen, wil het nog wel lukken, maar de vanzelfsprekendheid waarmee de rituele beeldtaal de emotionele laag van ons bestaan bedoelde te bereiken, is eraf.” (217) In de verchristelijkte wereld is de doop geen rite de passage meer. (218) Het avondmaal als samenbindende maaltijd van een gemeenschap onder druk, in de context van onbegrip en vijandschap, het ontbreekt bij ons. We kunnen er moeilijk naar terug. Toch, bevestiging van Gods aanwezigheid hebben we nodig. Kuitert weet niet zo goed wat hij met de sacramenten aan moet. Hij zoekt die bevestiging liever in het leven zelf. (222)
Anders dan Kuitert is prof. dr. Bram van de Beek overtuigd van het grote belang van de eucharistie. In zijn laatste boek over de kerk, Thuis: “De kerk is het lichaam van Christus en in de eucharistie ontvangen we zijn lichaam. Daarmee wordt bevestigd dat we deelhebben aan zijn lichaam. De eenheid van de kerk en Christus kan niet sterker worden uitgedrukt.” (63) Ook de Reformatoren hechtten aan de reële presentie van de Heer in brood en wijn. Waar de doop het begin van het leven met Christus markeert, markeert de eucharistie de continuïteit. Van de Beek lijkt geen last te hebben van het cultuurverschil. Hij schrijft zijn boek voor gemeenteleden en kerkenraadsleden, aldus de blurp op de achterzijde. Waar Kuitert met een opschonende herziening het christelijk geloof fit wil maken voor de toekomst, sombert Van de Beek. Uiteraard gelooft hij in de bewarende zorg van de Heer. (116) Maar hij is pessimistisch. (127) Want de kerk heeft te vaak de cultuur gevolgd. Dat maakt haar kwetsbaar, sterker: dat wordt haar dood. (122). Voor hem is de klassieke liturgie de toekomst van de kerk. “Een klassieke liturgie, een woord dat over ons wordt uitgesproken, dat oriëntatie vindt in het belijden van de kerk, en een gezagvol ambt waarin ambtsdragers elkaar corrigeren en behoeden voor machtsmisbruik – dat is de toekomst van de kerk.” (122) Ieder meelevend kerklid kan zien hoever de werkelijkheid afstaat van deze zin. Preken zijn woorden die tot mensen worden gesproken en vaak gaat het over menselijke ervaringen gaan. De confessies komen meer en meer in de marge. Het gezag van het ambt, geen idee hoe dat zichtbaar wordt in de meningenmarkt die de kerk is. En ambtelijke samenwerken door feedback en correctie, kom er eens om.
Ik denk dat we er niet aan ontkomen om een herziening als die van Kuitert aan te vatten. Wij hoeven niet uit te komen waar hij eindigt. Maar het serieus nemen van de ervaringskloof van het christendom in de post-christelijke westerse cultuur is noodzakelijk. Dat gaat zich ook vertalen in vormveranderingen. Het institutionele van de kerk krijgt dan vorm in de kleine kerk: tiny houses, tiny churches. De preek wordt het onderwijsleergesprek waarin we met elkaar betekenis vinden bij de heilige geschriften. “Een gesprek met vrienden of zelfs maar een ontmoeting kan tot een plaats worden waar de HEER is en een moment waarop we het gezicht van God zien,” schrijft Van de Beek. En hij vervolgt: “Je kunt zo’n gepreek niet maken. Het gebeurt. Het overkomt je. Je spreekt over de diepste dingen van het geloof.” (111 met een mooie verwijzing naar Genesis 28,16) Doop en avondmaal moeten omgeven worden met nieuwe taal waardoor de oude markeringservaring weer oplicht. Want het verschil tussen Kuitert en Van de Beek is ook weer niet zo groot. Beide veronderstellen een verschil tussen kerk en wereld. Wereld is niet-kerk en dat is maar goed ook (Kuitert 199, Van de Beek, 13).
Naar aanleiding van: H.M. Kuitert, Het algemeen betwijfeld christelijk geloof: Een herziening.4 Baarn: Ten Have, 1992.
Bram van de Beek, Thuis: Over de betekenis van de kerk. Utrecht: KokBoekencentrum, 2023.
“De vrije, liberale samenleving is voorbij. Ze heeft nog even gevlamd in het decennium dat achter ons ligt, maar de toekomst van de sterke persoonlijkheden tekent zich af. Zij beginnen het beeld van de politiek te bepalen. We moeten ons voorbereiden op een cultuur waarin niet John Lennon gezichtsbepalend is, maar Donald Trump. Je kunt dat leuk vinden of niet, maar het is wel de trend.” (Van de Beek, Thuis, 120, zie ook 126)