Ontdekt worden?

A Wat doe je als je als auteur het eerste hoofdstuk van je roman opent met: “1. De vrouw is de eerste met wie hij moeite heeft, als spoedig gevolgd door de man.” (5)? J.M. Coetzee schrikt niet terug voor een of ander vervreemdingseffect. Dat is in zijn omvangrijke en bekroonde oeuvre wel duidelijk geworden. Maar wat doet hij nu, in zijn nieuwe roman De Pool? Hij nummert per hoofdstuk de alinea’s. Hoofdstuk Een heeft er 28, hoofdstuk Twee 41, hoofdstuk Drie 44, hoofdstuk Vier 19, hoofdstuk Vijf 20 en hoofdstuk Zes geen. In het slothoofdstuk staan twee brieven van de vrouw aan de man, waarin opgenomen twee gedichten die de man schreef voor of over de vrouw. Coetzee wekt zo de indruk, althans bij mij, dat wij auteursnotities lezen. De flow van het verhaal, het moet gezegd,  wordt er nauwelijks door gehinderd. Het boek leest als een roman zonder nummers. Maar wij lezers staan steeds even voor een klein drempeltje. Niet alleen een witregel, ook een nieuw nummer. Soms is het volgende niet meer dan een zin, zoals bij het eerste nummer van het eerste hoofdstuk. Soms is het een langer deel met eigen alinea’s.

B Die eerste zin van het eerste hoofdstuk vraagt onze aandacht ook voor de schrijver. Er is een alwetende verteller die ons een derde-persoonfiguur voorstelt. Deze ‘hij’ heeft moeite met de twee hoofdpersonen van de roman. Het thema van de roman is hier mee wel genoemd: stugge en ingewikkelde relaties tussen mensen. Ga maar na. Een Spaanse vrouw ontmoet in Barcelona een Poolse concertpianist. De taal is een probleem, de afstand, de sekse en de seks, de burgerlijke status, de dood, alles wat zo’n beetje kan hinderen komt als terloops ter sprake. De toenadering van de man is gemeend, zo lijkt het, maar heeft een achtergrond. Haar reserve is begrijpelijk maar uiteindelijk toch ook weer niet zo groot dat zij alles afhoudt. Na de dood van de Pool blijft zij toch in hem geïnteresseerd, zij laat de gedichten vertalen die hij voor haar naliet. De openingszin spreekt slechts over ‘de vrouw’ en ‘de man’. Daar heeft ‘hij’ moeite mee. De schepper van beide. Iedereen dus. Klaar ben je.

C “In het begin is hem volkomen duidelijk wie de vrouw is.” (5) Zo opent onderdeel 2 van het eerste hoofdstuk. Je krijgen hier al het vermoeden dat het gaat uitlopen op onduidelijkheid. Zij wordt een raadsel. Maar bij de start is het zo dat zij getypeerd kan worden als goed, aardig en vriendelijk. “Met de man ligt het moeilijker.” (6, openingszin punt 3) Hij is nog niet voor het voetlicht getreden of hij begint te veranderen. De verteller zegt dat de beide personen het hele jaar op de deur hebben geklopt. “Is nu, eindelijk, hun tijd gekomen?” (7, punt 4) De vrouw is Beatriz, lid van een Kring die recitals organiseert in de stad Barcelona. De pianist is Witold Walczykiewicz, voor het gemak maar de Pool. (7) We blijven de schepper van deze mensen zijn opmerkingen horen noteren. Punt 7 van hoofdstuk Een: “Waarom is Beatriz’ eigen man niet van de partij? Het antwoord: omdat hij nooit avonden van de Concertkring bezoekt.” (9) Beatriz heeft dus vooral de aandacht van de schrijver. Als hij de twee zoons van Beatriz geïntroduceerd heeft, lezen we: “Hun vader heeft ontegenzeggelijk een succes van zijn leven gemaakt. Over hun moeder valt dat niet met zekerheid te zeggen. Is het genoeg om tweede zulke weldoorvoede, energieke jonge kerels op de wereld te hebben gezet?” (13)

 D Goede vraag. Wat is genoeg om een leven tot succes te maken? Gaat het daarover in de roman? Het valt me op dat de tekst soms cursief staat. Ik moet nu goed opletten, zegt dat toch, dit is belangrijk, meer dan de gewoon gedrukte tekst. Ik pak flarden ervan op. Bijvoorbeeld op p 20 waar het gaat over geluk: “Iedereen kan gelukkig zijn, maar er is een bijzonder iemand voor nodig om ongelukkig te zijn…” En even verder: “… is mevrouw al lang geleden weggelopen om geluk in de armen van iemand anders te vinden?” Beatriz wil serieus genomen worden. (13, 27) Ze houdt de controle als zij en Witold een paar dagen samen zijn. (79, zie ook 51) Maar intussen knaagt haar geweten (56) en de auteur noteert als commentaar: ‘Snood. Snood.’ (55 en 58). Bedoelt hij slim of misdadig? Gedurende het verhaal probeert zij haar reserves op te geven. De Pool neemt de ruimte die zij hem geeft. Hij is echt van haar gecharmeerd, zo lijkt het. Maar pas na zijn dood blijkt wat zij voor hem heeft betekend. Hij schreef gedichten. Zij laat die na zijn dood vertalen uit het Pools in het Spaans. Waarom? Zij wil weten waarom het hem toch niet gelukt is haar tot beter leven te wekken. (139) De Pool bleek van haar lichaam te houden. “… waar in de gedichten ziet ze het tot ziel getransfigureerde lichaam?” (139) Onbereikbaarheid is het is slotwoord. Of toch niet? (141)

E Van zoveel onzekerheid is geen verhaal te maken. Dan maar (korte) notities. Vrolijk word je er niet van. Ook al leest de roman prima weg, je leest de twee brieven aan het slot, in hoofdstuk Zes, toch als een verdrietig slotakkoord. Beatriz wil zich nog een en andermaal duidelijk uitdrukken. Want zij is niet ontdekt. En hij is niet transparant voor haar. Twee gewone mensen, wie heeft er aandacht voor hen? “Ik heb nooit iemand gevraagd over me te schrijven, jou noch iemand anders.” (146)
Tja, daar zit je dan schepper van zo’n vrouw. Ik kan me wel voorstellen dat je moeite met haar hebt. En dan ook met die man.
En wat denk je dan over jezelf?


Naar aanleiding van: J.M. Coetzee, De Pool. Amsterdam: Cossee, 2023. Vertaald uit het Engels door Peter Bergsma. Oorspronkelijke titel The Pole.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *