Nihilistisch spelen

What’s in a name? Nou van alles. De Bijbelse verhalen hebben voorbeelden te over: noem mij maar Mara, zegt Naomi bij terugkeer in Betlehem. Jezus vindt Petrus, ‘Rots’, wel een mooie toevoeging aan de naam van de meest spraakmakende leerling. En de apostelen op hun beurt sieren de Leviet Jozef uit Cyprus met de bijnaam Barnabas, ‘Trooster’. Als ik het goed begrepen heb betekent Smutek in het Pools ‘treurigheid’ of ‘droefheid’.  En dat is in het verhaal Speeldrift niet voor niets. De heer Smutek is de speelbal van twee nihilistische middelbare scholieren en heel blij kan je er niet van worden als je ziet hoe deze leraar Duits en gymnastiek lange tijd gechanteerd wordt. En zelfs als hij ten slotte wordt vrijgesproken van strafvervolging vanwege het mishandelen van Alev, ook dan blijf je als lezer treurig achter. Wanneer het leven allemaal spel is, zijn wij verloren. (11)

Het is lang geleden dat ik zo door een literaire roman gegrepen werd; en dat nog wel een vertaalde. Ik kende de Duitse Juli Zeh (pseudoniem van Julia Barbara Finck * 1974) in het geheel niet. Nu ik dit boek uit hebt zie ik dat zij al krachtig aan haar oeuvre gebouwd heeft. Het wordt tijd dat ik het Zeh-leespeloton achterhaal. Want zij is links en rechts bekroond. Op grond van de vertaling van Spieltrieb kan ik daarbij alleen maar bewonderend knikken. Wat een taalbeheersing en plotplanning, wat een sterk thema en hoe relevant in het Europa van nu. “God is, zoals u ongetwijfeld hebt gehoord, overleden.” (439) Hoe onderscheid je dan nog goed en kwaad en wie is gerechtigd daar wat van te vinden? Alleen de rechter? “De enige geesteswetenschap die recht op bestaan heeft is tegenwoordig de rechtenstudie. Die zal ons allemaal overleven. “ (169)

Ada is veertien als de roman begint. Zij is superslim en heeft moderne romans en filosofische inzichten zich eigen gemaakt (dat is, eerlijk is eerlijk, wel wat onwaarschijnlijk, maar oké). Ada kent in elk geval Friedrich Nietszsche: wij hebben God gedood en hebben de horizon van ons leven uitgewist. Wij zijn nu echt aan onszelf overgeleverd, goed en kwaad is aan ons. Dat betekent dat het erom gaat wie de macht heeft de gang van zaken te bepalen. Dat vinden wij uit door samen te spelen. Soms vriendelijk, vaak hard en als we elkaar helpen is dat uit welbegrepen eigenbelang. De redding van de vrouw van Smutek (179vv) door Ada, het had niets om het lijf: zij wilde zichzelf iets bewijzen. (187) Wij handelen allemaal pragmatisch. “Neem de oceanen. Daar leeft een veel groter aantal schepsels dan op het vasteland, de voedselvoorraden zijn schaars en ongelijkmatig verdeeld. Onder water vind je geen wetboeken, geen rechters, geen gevangenissen, geen advocaat en geen politie. Er is niets dan strijd, maar geen oorlog. De veelheid van soorten neemt niet af, de populaties blijven in evenwicht, het grote geheel functioneert, terwijl elk schepsel op zichzelf neemt wat het nodig heeft en niets meer. Dit wonder wordt verricht door het pragmatisme. Een dier hoeft in niets anders te geloven dan in de onzinnige zin van het overleven. De pragmatische mens echter verschilt van het pragmatische dier in een belangrijk aspect. Zijn speeldrift verdwijnt niet bij het aanbreken van de geslachtsrijpheid. Die drift leeft eeuwig. Of dat het menselijke pragmatisme tot een gevaarlijk iets maakt – ik zou het niet kunnen zeggen.” (416)

Alev is een nieuwe leerling op het Ernst Blochcollege in Bonn. Ada ontmoet in hem een geestverwant. Samen verzinnen zij hun machtsspel (189) en docent Szymon Smutek wordt de tegenstander. Maar als hij dan gechanteerd wordt met compromitterende foto’s (seks met leerling Ada) lopen de zaken ten slotte toch anders dan het tweetal denkt. Alev krijgt een enorm pak slaag van Smutek en als dat voor de rechter komt, aanklacht mishandeling, is Alev degene die straf opgelegd krijgt. Want hoe nihilistisch je ook kunt zijn, we leven uiteindelijk nog in een rechtsstaat. Er zijn mensen die de macht hebben je vrij te spreken of straf op te leggen. De hele vertelling staat in het kader van de bespiegelingen van de rechter. (9v en 450v) “Waar zouden we dan nog het recht vandaan halen om te beoordelen, te veroordelen, en vooral: wie? De verliezer van het spel of de winnaar? De rechter zou tot scheidsrechter worden. Met elke poging om theorie in praktijk te brengen en recht in gerechtigheid te vertalen, zou hij zich aan de laatst resterende doodzonde schuldig maken: de huichelarij.” (9)

Ook zonder God is er een besef van recht, van goed en kwaad. We zien dat in het mensenpark waardenconflicten bestaan. We hebben niet vanzelf of latent een universeel gedeeld besef van goed en kwaad, en zelfs over God en zijn wetten valt nogal te twisten. Maar het lukt wel om als land, natie, stam of groep een wet te maken, rechters te waarderen en het kwaad te temmen. Soms gaat dat samen met de idee dat wij allemaal een ziel hebben. Die gedachte is aan Ada niet besteed. “Wat de ziel dan wel was, had Höfi gevraagd en als antwoord had hij gekregen dat de ziel dat streven in de mens was dat tot elke prijs in een God wilde geloven. Zijzelf, Ada, kon daar weinig over zeggen, omdat ze zoiets niet had.” (171) Voor het geloof heeft Ada in haar pleidooi in de rechtszaal weinig goede woorden over. Het is de vergelijken met de verhouding van een hond tot z’n baas. De mens is voor het beest de instantie die beschikt over leven en dood, voer of verhongeren. De mens beloont en bestraft de hond, zijn motieven zijn voor het dier niet te volgen. “Godsdienst is niets anders dan de leer van de blinde gehoorzaamheid…” (438).

Wat voor nihilisten overblijft, is het verlangen naar rust. “Wij willen geen gemeenschap. Wij willen onze rust.” (440)


Naar aanleiding van: Juli Zeh, Speeldrift.7 Amsterdam, Ambo/Anthos, 2007. (Eerste druk 2006) Nederlandse vertaling van Spieltrieb dat in 2004 verscheen bij Schöffling & Co (Frankfurt am Mein). Het boek werd vertaald uit het Duits door John Breeschoten. Voor de website van de auteur, klik hier.

Ik kwam op de titel door het boek van Hans Schnitzler, Wij nihilisten. “Het besef dat er geen hoger plan of doel achter het leven schuilgaat en de ware aard der dingen onkenbaar is, ontneemt elk geloof zijn geloofwaardigheid en elke overtuiging zijn overtuigingskracht.” (88) met daarna Speeldrift als voorbeeld.

“Smutek stelde het zich voor dat ze het op grote schaal ontfutselen van tijd als een natuurlijk verschijnsel beschouwden, net zoiets als het gewichtsverlies van te drogen gelegd fruit.” (129) De verbeeldingskracht van Zeh voor vergelijkingen en metaforen is enorm en gevarieerd. Daarom viel het me tegen dat zij kort na elkaar die vergelijking met ‘gewichtsverlies van te drogen gelegd fruit’ maakt, zie ook 118.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *