Modellen en gezond verstand

Cijfers vermorzelen mensen. Dat is zo’n beetje de slotzin van het boek Van aardbeving tot zoönose. Dat is een krachtig statement. Cijfers vermorzelen mensen. Wie een mensen van vlees en bloed, met wensen, verlangens en een context, met idealen, geschiedenis en familie reduceert tot een cijfer – die is vernietigend bezig. En dat is gewoon slecht. Als dat becijferen van mensen wordt ingegeven door de hang naar efficiëntie dan gaat de zaak boven de mens en ontstaan er monsterlijke constructies. Die hebben we gezien rond de coronacrisis, bij de toeslagenaffaire. Dergelijke boven ons hoofd gegroeide ellende is ontstaan omdat de menselijke maat verdween. Naarmate ik verder kwam in dit boek begon ik erop te wachten: de uitdrukking ‘de menselijke maat’. Op bladzijde 209 kreeg ik voldoening: “Wetenschap en haar modellen moeten van hun voetstuk af om ruimte te laten ontstaan voor de menselijke maat en al die andere existentiële zaken die niet binnen de wetenschap bespreekbaar kunnen zijn.” (zie ook 178) De auteurs, Marc Jacobs en Ronald Meester, maken de balans op van hun stevige essay over de rol van modellen in beleid (vooral dat van de overheid). De strekking is helder: er wordt veel te veel geleund op die modellen. En dat heeft een pijnlijke prijs: de menselijkheid is in geding.

Ik heb intussen een en ander van Ronald Meester gelezen. Hij is hoogleraar waarschijnlijkheidsrekening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Om dat te zijn moet je nogal logisch kunnen redeneren, denk ik. En je ontwikkelt een wetenschappelijk zintuig, het kritische denken. Meester bewijst in zijn boeken dat hij zijn eigen metier niet buiten schot houdt. Wetenschap moet haar grenzen kennen, want het leven is veel meer dan wat de wetenschap bestrijken kan. Telkens als ik een boek van hem lees, ben ik onder de indruk. Ik laat me graag imponeren, ik weet het. Terwijl ik voor mijn eigen vakgebied goede en kritische vragen heb leren stellen bij welsprekendheid en argumentatiekracht van theologen en godsdienstwetenschappers, ben ik op het terrein van modellen en overheidsbeleid een leek. Ik heb me er niet in verdiept en daarom ben ik blij dat Marc Jacobs en Ronald Meester dat wel hebben gedaan. Marc Jacobs is datawetenschapper en modelleur. Dat geeft hem, naast prof. Meester, recht van spreken, lijkt me. Ik luister met aandacht naar hen omdat het beleid van de overheid ons allen heeft getroffen, bijvoorbeeld in de coronacrisis. Denk maar aan de avondklok en het testbewijs dat je moest hebben om op terrassen te kunnen zitten. Waar ik het slechts van horen zeggen had (aardbevingen in Groningen, toeslagenaffaire), weet ik via media dat mensen hard geraakt zijn – met blijvende schade.

Het is daarom een van de elf vragen die de auteurs opstellen als beleid zich op modellen wil beroepen (146-147): wie worden er geraakt door de beleidsvoornemens? Zitten deze mensen of groepen aan tafel? Het stikstofdossier (uitgebreid besproken in dit boek) bracht de boeren pas aan tafel toen zij in groots en ontwrichtend verzet kwamen. Dat gaf een wending in het beleid dat eerst vooral door berekeningen tot stand was gekomen.
Het is helder dat er een vrij logische aanleiding is om naar modellen te grijpen. Je kunt onmogelijk op alle plaatsen meten wat je weten wil. Naast steekproeven zet je dus modellen in om een richting te vinden voor de plaatsen waar je niet meet. Maar de belangrijkste overweging is dat modellen op zichzelf niet zeggen. Uitkomsten van modelleren moet je interpreteren. De schrijvers hadden mij op het puntje van de stoel toen zij het vergeleken met het vinden van je gedrag op grond van de Bijbel “De mens heeft metafysica nodig om met existentiële vragen om te kunnen gaan. Daarmee is het laatste woord nadrukkelijk niet gezegd, en de teksten in de Bijbel zijn al eeuwenlang een bron van inspiratie, interpretatie, ruzie en exegese.” De teksten van de Bijbel vormen niet het einde van het gesprek maar het begin ervan. “Ze krijgen betekenis door erover na te denken en er met anderen over te praten.” (24) Een andere vergelijking die zij maken is die met de rechtspraak. Ook daar spelen experts soms een rol. Een rechter kan niet blindvaren op een expert. Hij zal moeten wegen en dan een oordeel uitspreken.

Hoofdstuk 4 heet: ‘Een kleine filosofie van de wetenschap en van modellen’. Tussen veel moois bleef een opmerking bij me haken: ”Er ligt wellicht een principiële grens aan wat wij van de wereld kunnen begrijpen, waarbij ook dit simpele woordje ‘begrijpen’ niet zo makkelijk is als veel mensen denken. Begrijpen heeft vaak te maken met het zich kunnen voorstellen, en op dat punt moeten we accepteren dat de werkelijkheid ons voorstellingsvermogen soms ver te boven gaat.” (57) Dat sloot aan bij wat ik laatst las over contextuele christelijke geloofsverantwoording, in het boeiende boek Open en onbevangen van Benno van den Toren en Kang-San Tan. De werkelijkheid waarmee wij te maken krijgen als we God ontmoeten (of eerder andersom, Hij ons) heeft een eigen rationaliteit en betekenis. “Na een nadere ontdekkingstocht in deze nieuwe wereld kunnen we met de eigen logica van deze nieuwe wereld veel meer inzicht krijgen in de aard van deze werkelijkheid en geeft die een veel diepere betekenis aan het leven dan onze vooropgezette gedachtepatronen ooit zouden kunnen doen.” (239) Hier kom ik op het zelf punt uit: de dingen hebben hun geheim en het is de kunst dat mysterie zo zorgvuldig mogelijk te benaderen. Reductionisme doet dan veel kwaad, vooral als het leidt tot beleid dat mensen in de hoek drijft of, erger, tot no-no’s bestempelt.

Het aardige is dat Jacobs en Meester een pleidooi voeren voor de inzet van het gezond verstand. Dat gaat soms wetenschap en modellen ver te boven. Wat mij opviel is dat zij bij de bespreking van de coronacrisis een en andermaal benadrukken dat zo’n pandemie gewoon in golven gaat, en komt. “ … epidemieën hebben een natuurlijke neiging om in golfbewegingen te verlopen, ook zonder enige interventie.” (79, zie ook 119, 150-152) Bij een hoog aantal geïnfecteerde mensen is het namelijk steeds moeilijker om nieuwe mensen te besmetten. De teruggang van het aantal infecties is dus niet alleen op conto te schrijven van interventies. Vandaar dat zij als eerste vraag formuleren: “Adresseert het model eigenlijk wel de juiste vraag? Wat denken we te kunnen winnen met het gebruik van een model in vergelijking met beleidskeuzes zonder een model te maken?” (146)

Dit soort vragen en deze manier van denken helpen mij. Met name de coronacrisis blijft mij bezighouden: hoe hebben we ons zo kunnen gedragen met elkaar en hoe kan het dat we nu doen alsof het een periode is die we makkelijk kunnen beschouwen als een betekenisloze rimpeling? Met de inzichten van dit boek hoop ik mijzelf wat meer weerbaar te maken voor wat er komen kan in de toekomst. Het blijkt overigens ook in dit boek dat het lastig is om eigen betrokkenheid uit te sluiten. Een paar keer worden mensen op de korrel genomen (bijvoorbeeld Asha ten Broeke 160, Leen Hordijk 172) waarbij het, laten we zeggen, net niet vilein wordt. Was het nodig in het betoog? In de loop van het boek vinden zij sommige zaken zo evident dat het niet meer uitgelegd of onderbouwd hoeft te worden – waar ik dan denk: had ik dat al gelezen?


Naar aanleiding van: Marc Jacobs en Ronald Meester, Van aardbeving tot zoönose: Over de inzet van modellen voor beleid. Zutphen: Walburg Pers, 2023.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *