Meten is weten, maar waar?

Op 27 januari 2022 kopte dagblad Trouw: “Katholieken willen dat hun kerk verandert en met de tijd meegaat.” Direct daaronder lazen we: “Nederlandse katholieken zijn veel progressiever dan hun bisschoppen. Dat is geen reden om de kerk te verlaten, maar trots zijn ze vaak niet op hun kerk.” Ik vroeg me direct af: wie heeft dit onderzoek gewild? De bisschoppen? De trouwe katholieken of juist de kritische geesten in de kerk? Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau I&O Research in opdracht van… Trouw. Ik neem aan dat de redactie op het vermoeden van nieuws via dit onderzoek harde feiten willen presenteren. We krijgen getallen, scores en grafieken gepresenteerd en daarbij, zoals te verwachten, de ervaringen en de deskundigen. En dan het advies van de redactie aan, jawel, de bisschoppen. (Trouw 1 februari 2022) Maar wat zegt het eigenlijk als er een spanning zit tussen kerkleiding en de gewone gelovige in het grootste kerkgenootschap van het land? Is dat erg? Wat heeft het met de kerk en haar doelen te maken? Wie heeft de krant aangesteld om daar een punt van te maken?

We leven in een meetmaatschappij. De term is van Berend van der Kolk. Deze universitair docent van de Vrije universiteit in Amsterdam publiceerde een boek onder deze titel en leverde er de ondertitel bij die mij nieuwsgierig maakte: waarom we alles meten en wat dat met ons doet. Een verhelderend betoog dat woorden gaf aan vermoedens die ik had. We willen grip en controle hebben over dingen en processen, en met de resultaten kunnen wij veranderingen inzetten. De grote vraag is echter: hoe objectief zijn al die cijfers en wil je werkelijk overal meten? Van der Kolk is niet tegen meten maar wijst het wel zijn bescheiden plaats. Zeker in organisaties waar mensgericht leiderschap de hoofdzaak is, want het doet wat met mensen als je voortdurend gerankt wordt. “Verder zijn we door al dat meten en vergelijken van prestaties in een continue competitie beland. Die competitie wordt aangewakkerd door lijstjes met ‘de beste ziekenhuizen’ en ‘de best presterende collega’s’, en vindt dus niet alleen plaats tussen organisaties, maar ook tussen individuen. In toenemende mate beïnvloedt onze meetobsessie de werkelijkheid – soms zelfs zonder dat we het zelf doorhebben.” (14)

In mijn Delftse jaren heb ik de mantra ‘meten is weten’ vaak gehoord. De techneuten deden niet anders aan de universiteit daar. En zonder dat ik het doorhad begon ik ook de kerk te bekijken vanuit de meetgedachte: we stellen smart doelen en meten daarna de resultaten. We merkten dat het bepaald niet simpel is om vast te stellen of de gemeente meer gastvrij was geworden. Of dat mensen gemakkelijker van Jezus getuigden in hun omgeving. Van der Kolk geeft me de juiste woorden bij deze intuïtieve observaties. “De mantra ‘Meten is weten’ geldt dus wél bij het meten van fysieke objecten als planken, maar niét op dezelfde manier bij het meten van prestaties van mensen en organisaties.” (22, zie ook 120: deze mantra vindt z’n oorsprong in het fysieke domein) Hij pleit voor een nog kortere mantra: ‘Meet met mate’.  (122) Dat heeft ermee te maken dat men aanneemt dat competitie de aanjager is van verbetering. (31) De gedachte is dat de beste resultaten worden behaald als mensen en organisaties het tegen elkaar opnemen in een open en vrije markt. Juist in de christelijke geloofsgemeenschap is het dus zaak de goede vragen te stellen. Wat bedoelen wij met verbetering en hoe werkt de Geest van de Heer daaraan?

“Een andere ontwikkeling die heeft bijgedragen aan de meetexplosie is de democratisering van wat als ‘kwaliteit’ wordt gezien in de verschillende domeinen.” (32, zie ook 103) Ook dit inzicht van Van der Kolk zet aan het denken als je het betrekt op de kerk. “Het vergt vaak jarenlange ervaring en scherpe zintuigen om te herkennen wat kwaliteit is en wat niet. Dit is de reden waarom oordelen van experts er altijd sterk toe deden. Wat is een goed theaterstuk? Wat is een goed ziekenhuis? Wat maakt een boek een klassieker? ‘You know it when you see it,’ zei een expert mij eens.” Als predikanten hebben altijd al de mening van de luisteraar moeten aanhoren. Een bekende reactie op de preek is wat men heeft gemist. De laatste jaren worden wij vooral gemeten aan de actuele normen in de communicatieleer. Zoals bij voetbal heel Nederland bondscoach is, zo is ook in de geloofsgemeenschap de gelovige mondig geworden. Maar op welk punt moet de verandering worden bereikt? Het echte antwoord is vaak cultuurverandering of karaktervorming. Meer theologisch gezegd gaat het dan over de voortgaande bekering en de groei naar het beeld van Christus. Wie is daarin expert? Ik zou zeggen: de ervaren gelovigen. Helaas worden die niet of nauwelijks als levensleraar gevonden.

Het boek ervaar ik als een verademing waar het onze drang naar grip relativeert: het is een illusie (36) en waar je hoort dat harde cijfers objectief zijn, leert Van der Kolk je dat achter de cijfers subjectieve beslissingen schuilgaan. (55) En bedenk eens dat de betere reputatie voor de een als noodzakelijke keerzijde heeft de vermindering van die van de ander (57). Ook dat is erg verhelderend. Wil je in je kerkelijke denominatie bekend staan als de meest vooruitstrevende kerk? Ik heb er de aantrekkingskracht van gevoeld. Maar het was ten koste van kerken in de omgeving. Hoe past dat bij het samen leven in Gods rijk?

Waar ik nog niet eerder bij stilstond, zijn de toegenomen mogelijkheden tot ‘zelfmeting’. Met iets wat lijkt op een horloge meet je stappen, slaapritme, hartslag en veel meer. Het kan heel goed werken, bijvoorbeeld door het vergroten van het inzicht. Maar er zit een bijeffect aan, motivatie-uitdrijving: “Dit effect betekent dat je intrinsieke motivatie om iets te doen vervangen (!) wordt door extrinsieke motivatie wanneer beloningen in het spel komen.” (96) Hij geeft het treffende voorbeeld van het talentvolle zesjarige meisje op vioolles. Het vaststellen van de minimale tijd in combinatie met beloning leidde ertoe dat zij voor de tijd en de beloning ging werken. Heel herkenbaar, zo werken de lijstjes bij mij ook bij afvallen of minder alcohol drinken. Verderop verwijst hij naar de film As it is in Heaven uit 2004. De wereldberoemde musicus Daniel Daréus is er in zijn leven achter gekomen dat je van zingen geen competitie kan maken.  “Beoordelingen, vergelijkingen en competitie kunnen afleiden van waar het werkelijk om zou moeten gaan – wat Daniel betreft: muziek maken om harten van mensen te openen.” (117)

Alles bij elkaar kom ik tot de conclusie dat bij kerkelijk ‘meten en weten’ de eerst vraag is: wat wil de Heer met zijn evangelie met mensen bereiken? Alleen als je die vraag samen helder weet te verwoorden, kun je je afvragen wat je wil veranderen en hoe je dat gaat doen. Of meten dan nodig is? Van der Kolk zegt dat verkeerde aannames over menselijk gedrag, het belang van relaties en de complexiteit van de context de basis kunnen vormen van ongewenste bijeffecten en perverterende aansturing. (124) Het lijkt me helder dat wij die willen voorkomen.


Naar aanleiding van: Berend van der Kolk, De meetmaatschappij: Waarom we alles meten en wat dat met ons doet. Amsterdam? Antwerpen: Business Contact, 2021. Zie ook de website van Van der Kolk met de reacties op zijn boek.

Stel dat bij een gemeentelijke publieksbalie de gemiddelde duur van contactmomenten per medewerker wordt gemeten. Hoe korter en efficiënter een medewerker mensen helpt, hoe gunstiger dat is voor zijn of haar toekomst bij de gemeente. Dit leverde gedrag op dat voorbeelden geeft van indicatorisme, dat wil zeggen: een indicator wordt verbeterd maar het doel wordt uit het oog verloren. Van der Kolk onderscheidt vijf typen van indicatorisme (74):

  • Het uitvoeren van makkelijke, indicator verbeterende taken
  • Het vermijden van moeilijke, indicator verslechterende taken
  • Het verbeteren van een indicator voor de korte termijn, ten koste van langetermijndoelen
  • Het negeren van taken die niet in een indicator zijn opgenomen
  • Het manipuleren of frauderen om een indicator te verbeteren

“Wat telt?” dat is de vraag die Jonathan Sacks stelt in zijn geweldige opstel over de volkstellingen in Numeri en verder in het Oude Testament. “Het tellen van een volk is het krachtigste symbool van de mensheid-als-massa, van een samenleving waarin het individu niet in en op zichzelf wordt gewaardeerd, maar wordt gezien als een onderdeel van de totaliteit. En dat is precies wat Israel niet was.” (Numeri, 77)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *