Ruw ontwaken, dat deden wij bij de Tweede Kamerverkiezingen van november 2023. Tenminste, veel mensen waren geschokt door de 35 zetels voor de Partij voor de Vrijheid (PVV) van Geert Wilders. Waar kwam dat vandaan? De onvrede bestond allang – dat wisten we eigenlijk ook wel – maar je vraagt je dan toch af: waar komt dit nu vandaan? Ik werd getipt om het boek te lezen dat Gabriël van den Brink al had gepubliceerd in 2020: Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent. Het is waar, hij heeft toen al een filosofische en sociologische analyse gegeven van het heersende onbehagen met de neoliberale samenleving. Zonder de 2023-megawinst van de PVV te voorspellen laat hij zien op welke manier mensen helemaal niet alleen economisch geïnteresseerd zijn, of op hun eigen belang uit. En dat het liberale streven om te bezuinigen op collectieve zaken roept meer en meer weerstand op. “ … duidelijk dat tal van burgers zichzelf niet als afzonderlijke individuen zien, laat staan als een homo economicus die slechts zijn eigen belangen zou najagen. Ze vatten zichzelf op als deel van een nationaal geheel en willen graag dat dit in het beleid tot uiting komt. Dat vertegenwoordigers van bestuur en politiek daar de afgelopen decennia veelvuldig aan voorbijgingen, heeft hun maatschappelijke geloofwaardigheid geen goed gedaan.” (145)
Nederland voor de Nederlanders, dat is een uitspraak die wijst op dat verlangen naar een nationale eenheid. Het is wat Micha Wertheim in zijn oudejaarsconference van 2023 ‘de grootste gemene deler’ noemt. De vraag is wat het precies kan zijn. Van den Brink heeft het op twee derde van zijn boek over het menselijk bestaan: “De voornaamste vraag is momenteel hoe wij ons het menselijk bestaan voorstellen, moeten we ons leven op een competitieve dan wel coöperatieve wijze inrichten. Bij liberale denkers staat het eerste element voorop, maar er bestaat ook een denktraditie die uitgaat van het tweede element.” (193) En in het naschrift bij de vierde druk komt hij daar weer op terug: “De strekking van een derde les is meer normatief van aard. Ze komt erop neer dat we en rijker mens- en maatschappijbeeld moeten ontwikkelen. Dat we afscheid moeten nemen van de homo economicus spreekt welhaast voor zich. … en wel door meer aandacht te besteden aan het menselijk bestaan als geheel om vandaaruit de meer specifieke onderwerpen te behandelen. Dat betekent dat duurzaamheid in ecologisch, sociale en culturele zin op elkaar berokken zijn. Want als de coronacrisis ons een ding leert dan is het wel dat de mens onderdeel is van de natuur en dat een samenleving of cultuur die dat vergeet daarvoor een hoge prijs betaalt.” (306-307)
Hij is eigenlijk niet eens heel pessimistisch. Hij laat overzichtelijk zien hoe de liberale denktraditie steeds meer de mens ging zien als iemand die voor zichzelf ging – en dan vooral in economische zin. Maar zowel in het denken over de mens als in de praktijk van het samenleven is er een andere belichting. De mens is een sociaal dier en samenwerking zit in ons bloed. Ook zijn we in principe hulpvaardig en willen wij anderen vertrouwen. Hij verwijst onder andere naar de studies van ethologen. Niet alleen de bekende Nederlandse primatoloog Frans de Waal, maar ook andere dieronderzoekers hebben gezien hoe competitie en coöperatie heel goed samen kunnen gaan – ook zonder dwang. In het verleden hebben denkers als Aristoteles, Thomas van Aquino, Jean Jacques Rousseau en Karl Marx er ook op gewezen. Bovendien, in de praktijk van de recente Nederlandse geschiedenis zijn er voorbeelden genoeg van sociale inzet voor anderen. Mensen hechten belang aan empathie en zetten zich in voor anderen ondanks hun drukke bestaan. Het neoliberale mensbeeld deugt niet.
Ruw ontwaken uit een neoliberale droom helpt om uit de simpele tegenstelling van progressief vs conservatief te komen. Van den Brink zegt dat die termen weinig zin hebben omdat je niet weet welke kant de geschiedenis op gaat. “Op de sociaal-economische as kan men links en rechts tegenover elkaar stellen, waarbij rechts over het algemeen individuele vrijheid propageert en links het belang van sociale gemeenschappen. Maar er is ook een sociaal-culturele as en daarbij gaat het veeleer om de tegenstelling tussen innovatieve initiatieven enerzijds en traditionele waarden anderzijds. Het neoliberale denken brengt een mix van individuele vrijheid en culturele innovatie mee, terwijl het recente rechtse populisme verlangt naar een mix van traditionele waarden en gemeenschapsvorming.” (191) Van den Brink gelooft een vrijwillig coöperatieve werkwijze mogelijk is. Dat staat tegen over uitoefenen van dwang (van overheidswege) en zet ook de competitie niet voorop. (zie de matrix op 261) Ik denk dat juist in het samenwerken de grootste gemene deler kan ontstaan. Als die ontbreekt, is dat het startpunt. Met alle Nederlanders maken we Nederland. Aanpassen van nieuwkomers of tolereren van andersdenkenden leren wij alleen als wij samenwerken, professioneel of vrijwillig. En waar je erin slaagt iets samen tot stand te brengen, daar heb je een deler gemaakt. Misschien niet de grootste gemene, maar een kleine(re) die er toe doet.
De vraag is natuurlijk hoe je dit politiek vertaalt. Zeker nu, nu de PVV zo’n groot aandeel in de Tweede Kamer heeft en er veel gesproken wordt over de vraag of de grondwet wel veilig is bij deze politieke beweging. De stem klinkt hard maar is er voldoende ‘gemene deler’ om een werkelijk nationaal gevoel terug te laten komen? Ik geloof niet dat de politiek hier veel kan betekenen. Het moet van het middelveld komen en de politiek moet er vooral voor zorgen dat dat middenveld alle ruimte krijgt.
Het is in de kerkelijke wereld niet anders. De leer die de plurale kerkelijke werkelijkheid als rijkdom viert, werkt in de hand dat je bubbels van gelijkgezinde christenen krijgt. Waar je het niet meer naar je zin hebt in een gemeente, stap je over naar de gemeente die meer bij je ligging past. De prijs die je betaalt is dat je geen oefening opdoet in samenwerken met wie je niet ligt. Het zoeken van een ‘deler’ met de andersdenkende christen is geen geregelde opdracht meer. En omdat de kerkelijke gemeenten die eigen kleur, traditie en cultuur koesteren kun je de kerk zoeken die bevestigt wat je al kent. Heel verheven is het niet en met het Bijbelse karakter heeft het ook al niet zoveel te maken. Maar mijn eigen kerkelijke traditie heeft het kerkisme ooit zo benauwd vormgegeven dat ik ook niet durf te zeggen hoe het wel zou moeten in de huidige Nederlandse werkelijkheid.
Naar aanleiding van: Gabriël van den Brink, Ruw ontwaken uit een neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent.4 Amsterdam: Prometheus, 2021. Eerste druk 2020. Vierde druk met een uitgebreid naschrift: wat de coronacrisis over onze omgang met het neoliberalisme leert. “Ik bedoel dat voorstanders van vernieuwing of modernisering aanvankelijk veel enthousiasme oproepen maar laten in toenemende mate worden geconfronteerd met weerstand of kritiek. Het lijkt alsof eerst de optimisten aan het woord komen terwijl de pessimisten na verloop van tijd gelijk krijgen.” (133)
In het Naschrift geeft Van den Brink een voorzichtige analyse van de coronacrisis. “Kennelijk was de crisis niet ernstig genoeg om de samenleving daadwerkelijk te veranderen.” (306)