Heiligheid als fundament

Dit voorjaar besloot ik het Bijbelboek Leviticus nog eens grondig door te nemen. Ik wil me verantwoorden over mijn veranderde houding ten opzichte van homoseksualiteit. In dit Bijbelboek staan daarover enkele strenge bepalingen (18,22; 20,13). Hoe moet ik de krachtige afwijzing begrijpen als ik er persoonlijk geen probleem mee heb als twee mannen (of vrouwen) als consenting adults seks hebben? Laat ik in mijn denkproces toch ineens getroffen worden door een passage in een boek dat ik ook dit voorjaar las. Ik leende van mijn zoon Het Rechtvaardigheidsgevoel van de Amerikaanse psycholoog Jonathan Haidt en las het volgende: “Toen ik de Hebreeuwse Bijbel las, ontdekte ik tot mijn grote verbazing dat ik een groot deel van dat boek – een van de belangrijkste bronnen van de westerse moraal – werd ingenomen door regels voor de omgang met voedsel menstruatie, seksualiteit, het lichaam en de doden. … Veel van deze regels leken meer een emotionele logica te volgen en vooral gericht op het vermijden van gevoelens van afschuw.” (29) Nu ik het boek uitgelezen heb begrijp ik hoe dat zijn thema raakt. Hij wil aan ons uitleggen waarom  mensen zo verdeeld zijn over religie en politiek. Aan het slot van het boek vat hij het kort en krachtig samen: “De verklaring is dat onze geest ontworpen is op morele oordelen gericht op groepsvorming. Wij zijn diep intuïtieve wezens. Onze instinctieve gevoelens beheersen onze strategische redeneringen. Dat maakt het zo moeilijk om verbinding te maken met mensen die in andere matrices wonen, die veelal gebouwd zijn op een andere deelverzameling van de beschikbare morele fundamenten.” (357)

De beschikbare morele fundamenten, Haidt noemt er zes: het zorgzaamheid/schadefundament (155) , het eerlijkheid/bedrogfundament (160, zie ook 206v), het loyaliteit/verraadfundament (163), het autoriteit/subversiefundament (167), het heiligheids/ontaardingsfundament ( 171) en – later toegevoegd – het vrijheid/onderdrukkingsfundament (198). In verband met mijn onderzoek is vooral zijn beschrijving van het heiligheidsfundament erg behulpzaam. Haidt ontdekte dat naast het morele kader gebaseerd op autonomie (zo in het Westen) ook kaders van collectiviteit en heiligheid in de plurale wereld voorkomen. “Een ethiek van heiligheid is gebaseerd op het idee dat mensen eerst en vooral tijdelijk plaatsen zijn waarin een goddelijke ziel woont.” (122, zie ook 129) Daarom is het lichaam een goddelijke tempel. Het is geen speeltuin. Ook al berokken je niemand schade, je mag niet iets doen dat het lichaam vernedert omdat je zo de Schepper onteert en de heilige orde van het universum schendt. In samenlevingen waarin heiligheid hoog gewaardeerd is, wordt persoonlijke vrijheid geassocieerd met hedonisme en het bevorderen van de lagere instincten van de mens.

In India kwam hij op het spoor van reinheid. Een tempel ligt hoger dan de straat en het binnenste van de godheid nog hoger. Want beneden op straat is het vuil. Evolutionair is het gevoel van afschuw waarschijnlijk geboren uit het eetpatroon. Omnivoren als onze voorouders waren hebben het grote voordeel dat ze overal gedijen. Maar ze moeten wel opletten op het voedsel veilig is. Risico’s van infectie door afvalproducten moeten worden voorkomen en daar heb je signalen voor nodig. Je neemt voorzorgsmaatregelen. Zo kun je eten wassen, bij bepaalden zieken uit de buurt blijven en dode lichamen mijden. (174)
De oorspronkelijke triggers zijn inmiddels uitgebreid en diverser geworden. De houding tot migranten kan leiden tot een vorm van ‘onaanraakbaar’ maken van mensen. “Waarom behandelen mensen objecten (de vlag, het kruis), plaatsen (Mekka, een veldslag die verband houdt met het ontstaan van je land), mensen (heiligen, helden) en principes (vrijheid, gelijkheid, broederschap) vaak alsof ze van oneindige waarde zijn? Wat de oorsprong ervan ook is, de psychologie van heiligheid helpt individuen om zich te verbinden tot morele gemeenschappen.” (175) Met hebben gevoelens van onreinheid of afschuw over bepaalde handelingen is nauwelijks uit te leggen. De ratio komt achteraf mooie redeneringen toevoegen, maar het is ook zonder dat gewoon afschuwelijk. Morele sprakeloosheid, daar begint het mee. (42, 56)

Hoe kun je constructiever van mening verschillen in een diep verdeelde samenleving? Haidt zegt: vergroot je inzicht voor te kijken naar de morele matrices. (333, zie ook 339, 343) Het is nu eenmaal zo dat er verschillende ethische pijlers zijn waarop mensen hun overtuigingen en gedrag laten rusten. Als je inziet dat een ander accenten legt die jij niet legt, helpt dat de verschillen te snappen. Bedenk vervolgens dat bij iedereen, dus ook bij jou, emoties de baas spelen. Die vormen de olifant, de ratio is slechts de berijder. Hij noemt intuïtie en redeneren ‘twee vormen van cognitie’:  “Morele emoties zijn een bepaald type morele intuïtie, maar de meeste morele intuïties zijn subtieler; ze bereiken niet het niveau van emoties.” (63) Het gaat om de honderden snelle morele oordelen die je dagelijks maakt.
Wie anderen wil overtuigen moet zich niet richten op de berijder maar op de olifant. Dat is heel moeilijk. Als je wilt dat mensen zich ethischer gaan gedragen kun je het beste het pad veranderen waarop de olifant en de berijder zich bewegen. “Je kunt kleine en goedkope verbeteringen aanbrengen in de omgeving, die sterke stimulans aan ethisch gedrag kunnen geven.“ Intuïties komen eerst, strategische redeneringen volgen.

Jonathan Haidt vertelt hoe hij veranderd is door contact met mensen die hem een andere moreel leven voorleefden. (123) Dat is precies wat er met mij ook gebeurde. Toen ik homo’s en lesbiennes leerde kennen werd mijn theoretische afwijzing aan het wankelen gebracht. Toen het mijn eigen dochter betrof wilde ik niets anders dan haar support geven. Zonder dat ik precies kan invoelen hoe het is om lesbisch te zijn, kan ik wel zien hoe een lesbienne integer probeert haar relaties vorm te geven. De intuïtieve afschuw ebt weg, het seksuele leven is privé en dus moet ik mij nu verhouden tot Bijbelteksten die die afschuw wel verwoorden – zelfs als de afschuw van de HEER: het is een gruwel, zegt Leviticus. Als die emotionele reactie van toen uitblijft in het heden, is dan de verwoording van toen een culturele aanpassing van Gods kant? Is daar een reden voor te geven? We denken verder.


Naar aanleiding van: Jonathan Haidt, Het rechtvaardigheidsgevoel: Waarom wij niet allemaal hetzelfde denken over politiek en moraal. Utrecht: Ten Have, 2021. Oorspronkelijk verschenen in 2012 onder de titel The Righteous Mind, vertaald door Karl van Klaveren en Indra Nathoe.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *