Gelukkig, er is verschil

Rond het jaar 180 na Christus schrijft ene Celsus een fel geschrift tegen de christenen. De titel is Waar Woord (Alèthès Logos). Het pamflet zelf is verloren gegaan. Maar Origenes (185-253/254) citeert er veel uit in zijn weerwoord. Voorzover we weten is Celsus de eerste die beweert dat Jezus de zoon is van Maria en een Romeinse soldaat met de naam Pantera of Pandira. “Het wordt door sommigen wel mogelijk geacht dat Celsus het verhaal aan een Talmoedische bron heeft ontleend, maar enig concreet bewijs daarvoor is er tot op heden niet te vinden,” schrijft dr. Reender Kranenborg in 2004 in zijn fraaie overzicht De wonderbaarlijke avonturen van Jezus van Nazaret (over de waarde van ‘hervonden manuscripten’ en ‘nieuwe ‘openbaringen’, 191).
Het is dan overigens wel zo dat in dit scenario Maria verkracht is. De soldaat is iemand van de bezettende macht en er is geen reden te vermoeden dat Maria vrijwillig meewerkte. Paul Verhoeven acht deze gang van zaken niet uitgesloten in zijn boek Jezus van Nazaret (2008):  “Jezus een bastaardzoon? Het zou kunnen. Ook in het Nieuwe Testament wordt gesuggereerd dat er iets niet ‘klopte’ aan zijn afkomst.” Verhoeven verwijst naar Johannes 8,41 waarin Joden roepen: “Wij zijn geen bastaardkinderen!” “Dit kan erop wijzen dat er praatjes rondgingen over Jezus als onecht kind.” (46)

De insinuatie van Celsus staat centraal in de titel van Paul Claes’ De Zoon van de Panter uit 1996. Het boek over Jezus wordt gepresenteerd als roman. Het verhaal opent met een scene over Paulus de Anachoreet (13). Hij heeft een afschrift van het Evangelie van de Twaalf. Het verhaal eindigt met een epiloog, waarin een ‘historicus’ vertelt dat hij ontdekt heeft dat er ooit een soldaat Tiberius Julius Abdes Pantera heeft bestaan. “Panthera behoorde waarschijnlijk tot de hulptroepen die Varus in Syrië lichtte om de onlusten te bedwingen die na de dood van koning Herodes de Grote waren uitgebroken in Palestina.” (116). Tussen proloog en epiloog in vinden wij dan de weergave van twaalf visies op Jezus, telkens op verschillende delen van zijn leven: de verwekking (woord van Mattheüs), de geboorte (woord van Jacobus) etc.

Wie thuis is in de esoterische geschriften en de gnostische evangeliën, vindt niet veel nieuws. We lezen hervertellingen van passages uit de canonieke levensbeschrijvingen van Jezus, aangevuld, vervormd, vrijmoedig bewerkt. Plus citaten uit het Evangelie van Thomas (57-61). Bijna postmodern kan alles bij elkaar staan zonder dat het een uniform beeld van de Heer oplevert. En dat is dan weer voorbereid in de proloog. Want kluizenaar Paulus (naamgenoot van Paul Claes!) schrijft: “Wie is God? God is de Ene. Zolang God bij zichzelf is, kent hij geen verschil. Hij is die is: het Beeld dat zichzelf weerspiegelt, het Woord dat naar zichzelf verwijst. Daarom is zijn naam zijn wezen. De Ene heeft geen vorm en geen eigenschappen. Daarom is hij volmaakt.” (10)

Wie inhoudelijk iets wil vinden van dit soort schrijfsels over Jezus, moet hier opletten. Nu de afslag volgen betekent zeker verkeerd uitkomen. Christenen vereren geen zelfgenoegzaam opperwezen, geen onveranderlijke eenheid, geen essentie die de uiterlijke vorm secundair maakt. De naam van God ontstond in de concrete geschiedenis van Israël en Jezus: zo bleek ons dat God naar zijn aard drie-enig is. “De christelijke kerk belijdt geen andere God dan de Vader van Jezus Christus in de gemeenschap van de Heilige Geest,” schrijven de theologen Van der Brink en Van der Kooi. (86)

Alle eigenschappen van God moeten op die manier verstaan worden. “Gods almacht is dus geen ongekwalificeerde almacht,”  aldus Van de Beek in Mijn Vader, uw Vader “maar scheppende almacht, en zijn scheppende almacht krijgt betekenis in zijn reddende almacht.” (216) Nog pregnanter: “ De gekruisigde is de almachtige.” (217) In de roman van Paul Claes gaat het vaststellen van de eigenschappen in abstracties en concepten. “Omdat Hij tijdeloos is, is hij eeuwig, Omdat hij nergens is, is hij overal. God is het zijn zelf. Daarom is hij ook alle zijn: het werkelijke en het mogelijke. Omdat hij het mogelijke is, is hij almachtig. Omdat hij almachtig is, kan hij zelfs de eigen volmaaktheid afleggen en zich met vorm en eigenschappen bekleden. Hij kan zich hullen in tijd en beginnen te bestaan. Hij kan zich verbreiden in de ruimte en zo een wereld scheppen. De Ene kan veelvuldig en tegenstrijdig worden. Door zichzelf tot schijn te maken, kan hij verschijnen en aldus het eigen Licht laten schijnen in de eigen Duisternis.” (10)

Het heeft weinig te maken met de levende God. Hij toont zijn eigenschappen in de concrete omgang met de mens. Jahwe, de God van Israël, kiest en toont zijn goedheid, grootheid, kwetsbaarheid als Hij Noach aanspreekt, Abram roept, David laat uitkiezen. Jezus is déze God. Wie Gods keuze respecteert zal gezegend worden, maar wie zich verzet komt Hem tegen. Je kunt over God niet alles beweren. Hij kan gekrenkt worden. Hij is geduldig, maar op een dag sta je oog in oog met Hem.

En tot die tijd is juist het onderscheid wat ons helpt de weg door het leven te vinden. Paulus de Anachoreet schrijft: “Alleen God kent zichzelf als één. Al onze woorden zijn slechts afschaduwingen van het Woord. Omdat de Ene alles is, zijn alle namen die wij hem geven, ook de meest spottende, onwaarschijnlijke en heiligschennende, waar.” (13) En het woord van Johannes eindigt in deze roman zo: “Anderen zeggen dat Hij geen van de namen is en dat zijn waarheid als elke waarheid groter en vreemder is dan het woord, al komt dat woord ook van God zelf. Velen beweren dat Hij niet meer dan een woord is. Maar ik die niets weet, weet dat God de naam is van onze onmacht, onze wanhoop en onze onwetendheid.” (110)
Prima, geloof wat je geloven wil, maar jij wil bij de bakker toch ook weten of je waar voor je geld krijgt? En mijn buurman moet weten of hij op mij kan rekenen in geval van nood. Er is goed en kwaad, integriteit en corruptie, inzet en laksheid, God en duivel. Dit zijn niet allemaal woorden voor het Ene. Daarom hecht ik geloof aan een God die in de menselijke geschiedenis naam heeft gemaakt als De Goede. In Hem is geen schaduw van kwaad. Met al mijn menselijke beperkingen heb ik werkelijk het idee dat ik Hem ken. En anderen niet.

Naar aanleiding van: Paul Claes, De Zoon van de Panter. Amsterdam: De Bezige Bij, 1996

Reender Kranenborg, De wonderbaarlijke avonturen van Jezus van Nazaret: Over de waarde van ‘hervonden’ manuscripten’ en ‘nieuwe openbaringen’. Kampen: Ten Have, 2004

Paul Verhoeven (in samenspraak met Rob van Scheers), Jezus van Nazaret. Amsterdam: Meulenhoff, 2008

Dr. G. van den Brink, dr. C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek: Een inleiding. Zoetermeer, Boekencentrum, 2012

Dr. A. van de Beek, Mijn Vader, uw Vader: Het spreken over God de Vader (Spreken over God 3.2). Zoetermeer: Meinema, 2017

Voor een goed NRC-interview met de schrijver over dit boek, klik hier.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *