Het cabaret-duo Waardenberg & De Jong heeft ooit een geweldige scene uitgespeeld over dubbel parkeren. Eerst gaat de een los over het feit dat hij er niet langs kan, dan worden ineens de rollen omgedraaid. De ander neemt dezelfde teksten in de mond als de eerste en de woordenwisseling stijgt in korte tijd tot het kookpunt. De eenvoudige les is: je kan je naaste wel een sta-in-de-weg vinden, maar even later ben jij er een. Ik moest eraan denken toen ik bij de laatste bladzijden kwam van Rotterdam: Een ode aan de inefficiëntie. Arjen van Veelen heeft in dertig schetsen het vierkante leven van de grote havenstad beschreven. De beklemming van de efficiëntie is door hem aan me overgedragen. Met hem ben ik gaan houden van alle mensen die nee zeggen tegen het functionalisme en de rechtlijnigheid van de vrije markt. “… de eigenwijze mensen die de doorstroom ophielden (…) Alle sta-in-de-wegs, alle misfits”. (339, zie ook 141) Maar wie is dat niet, voegt hij er aan toe. Standaardmaten zijn fabeltjes. Dus een ode aan wat niet past en iedere sta-in-de-weg. Een ode aan de inefficiëntie.
Wie – zoals Marianne en ik, en onze kinderen – de liefde voor Rotterdam in die stad zelf heeft opgelopen, kan een boek met deze titel niet laten liggen. En als je zucht onder efficiëntie ben je ook snel bij de kassa met dit boek. Maar toen ik begreep dat Arjen ooit gereformeerd-vrijgemaakt was, had ik gewoon zin het boek. Eenmaal begonnen kreeg ik als bonus de fraaie schrijfstijl van Van Veelen. Ik gaf me over en laafde me. Een of twee stukjes per dag. De schetsen zijn persoonlijk, voor de (oud-)Rotterdammer herkenbaar en voor een gelovige aansprekend. Tot ontroering toe. Als Arjen zijn geboortewijk bezoekt (155-162), als hij de lagere school opzoekt op Zuid, dan zie ik het voor me. Ook onze kinderen zaten op Het Kompas in de Tarwewijk en ook wij kennen juf Wimmenhove. (69) Geloof, kerk en school waren nauw verbonden. Arjen gelooft niet meer in een God die lankmoedig en barmhartig is. (64) Maar hij weet met respect over de geloofspraktijken te spreken: “We hadden nog allerlei rituelen die als strekdammen het voortsnellen van de tijd afremden. Bij elke maaltijd lazen we uit de Bijbel en sloten we eerst onze ogen alvorens aan te vallen. Tweemaal per zondag gingen we naar de kerk.” (161) In alle eerlijkheid wijst hij erop dat het leven zonder geloof niet altijd beter afsteekt: “Die kerk was weliswaar een bubbel, ze ontmoetten er toch mensen van allerlei rangen, standen en leeftijden (was mijn bubbel van hoogopgeleiden niet veel orthodoxer, veel benauwder?)” (161-162, zie ook 64)
Het boek Rotterdam heeft me veel geleerd over de haven. Van de zeevarenden wist ik nauwelijks iets. Niet toen wij dertien jaar in de stad woonden maar ook later niet. De stad heeft het hoge blokkenhart gekregen om mee te komen in het moderne leven. De natuur betaalde later de prijs voor de uitbreiding van de havenfaciliteiten. Ik werd soms besprongen door een verdriet over het verlies dat we in de stad geleden hebben: de ruimte voor de vogels, de tijd voor de aandacht, de ruimte voor buiten-zijn met elkaar, het mens zijn in al z’n lummeligheid (als dat een woord is). “Het begon met de uitvinding van de stalen doos, die zowel op schepen als op vrachtwagens paste.” (87) Voeg daarbij de just-in-timefilosofie (228, zie ook 191) en je jaagt mensen op. De perst hen in de mal van snel en goed. We komen klemvast te zitten. We maken van ons leven Maasvlakte (326), tot het lichaam gaat staken. “Omdat wij zelf niet staakten, deed ons lichaam dat maar. Burn-out: wilde staking van je lijf tegen de tijd.” (268, zie ook 331)
Het is dan ook bevrijdend als Arjen ook zijn eigen boekproject aan de kant durft te zetten door gewoon met z’n handen te gaan werken: stackerdraaier. Ik wist niet dat het beroep bestond. Ik snap het wel. Voor mij is het tekenen en dichten en zo nog een en ander waarmee ik mij verzet tegen de lege vakken in mijn digitale agenda. “Wat was onze taak? Mens zijn. De waardigheid hooghouden van die wonderlijk ronde wezens.” (343) Amen. Laten we zingen.
Naar aanleiding van: Arjen van Veelen, Rotterdam: Een ode aan de inefficiëntie.2 (De Correspondent), 2022. Het hoofdstuk over Nadia met haar sterke schouders deed me opnieuw vol ongeloof het hoofd schudden. (206-222) Is dit Nederland? En het antwoord dat de relschoppers hadden kunnen geven toen zij voor de rechter stonden – ja ja! knikte ik bij elke regel. Beste passage uit het boek. (285-286) Ten slotte: ik ga binnenkort, net als Arjen (193), Bordewijks Blokken nog maar eens lezen.
Voor Waardenberg en De Jong: Dubbel geparkeerd, klik hier.