Een zere plek

Blauwblauw

 

‘Is het maar dat?’ (Een blauwe plek
betekent niks. De blauwe plekken
op haar armen, op haar benen
hebben niks, zoveel is zeker,
te betekenen, wellicht. Een blauwe plek
is niet van tel. Een blauwe plek
is poëzie, en poëzie is overal,
ofschoon ik op de vreemdste plaatsen
blauwe plekken tegenkom.)
Niet dat ik haar soms niet vertrouw.
Niet dat ze onbetrouwbaar lijkt.

 

Miguel Declercq

 

Iets blauwblauw laten: je onderneemt geen actie op wat dat eigenlijk wel behoeft. Iets vraagt om een standpunt, voor of tegen, maar je laat het in het midden. Het is een soort gedogen. Waarom doen mensen dat? Omdat je het niet interessant vindt, maar ook omdat je bang bent voor de reacties op een duidelijk standpunt. Je nek uitsteken, kan betekenen dat je klappen op je kop krijgt. Iets blauwblauw laten is dan veilig. Of: je voelt je schuldig en daarom laat je iets in het midden.

 

Het gedicht is opgebouwd uit een opening, een slot en een groot deel tussen haken. Als wij die tussenzinnen even overslaan houden we dit over:

 

‘Is het maar dat?’
Niet dat ik haar soms niet vertrouw.
Niet dat ze onbetrouwbaar lijkt.

 

Het is geschreven vanuit de ik-persoon die wel mannelijk zal zijn: echtgenoot, vriend, partner? Het gaat om iemand die een vrouw beoordeelt op haar trouw. De laatste twee regels zijn van die zinnen die je tegen iemand zegt om een bepaalde indruk weg te nemen. Hij heeft de indruk gewekt haar niet te vertrouwen. In twee regels (die zo uit het een gewone conversatie wegkomen) benadrukt hij dat hij haar wel vertrouwen geeft. In een gesprek kun je dan checken aan de oogopslag en lichaamshouding, intonatie of dat serieus genomen moet worden, maar over het algemeen maken zulke zinnen het alleen maar erger. Dan knik je begrijpend en denkt bij jezelf: nee, beste broeder, je vertrouwt haar voor geen meter.

 

Dat is te begrijpen bij dat eerste zinnetje: ‘Is het maar dat?’ Alle nadruk komt op dat laatste woordje:  dat. Het is geringschattend. Iemand maakt zich blijkbaar ergens druk over en de spreker vindt dat overdreven. Maak je daarover drukte, is het maar dat? Als iemand dan de drukte volhoudt, dan komt de vraag naar de geloofwaardigheid van die persoon inderdaad naar voren. Neem je iemand serieus die zich beklaagt of opwindt, of vertrouw hem of haar niet?

 

Ik moet zeggen, deze drie zinnen zijn al mooi op zich. Zij roepen een situatie op die je zo in je eigen huwelijk of vriendschappen kunt zien opdoemen. Maar nu komt de tussengedachte aandragen met de blauwe plek. Dat is spannend. Want een blauwe plek op een paar kinderbenen kan gezond zijn. Een jongetje speelt buiten, schaaft zich, valt een keer, stoot zich tegen van alles en heeft een bont gekleurde huid. Levenslustig type, denk ik dan. Maar als wij het hebben over een volwassen vrouw met blauwe plekken en een man die nadrukkelijk zegt dat hij haar best vertrouwt, dan ben je binnen de kortste keren met je gedachte bij mishandeling.

 

‘Een blauwe plek betekent niks’. Dat is een leugen in spreektaal, niks in plaats van niets. Een blauwe plek verwijst naar iets, betekent pijn en blessure. In geval van opzettelijke mishandeling betekent het reden tot aanklacht. Alleen de dader zal het ontkennen en bagatelliseren: het is niets. Is het maar dat? De dader wil het blauwblauw laten, maar dat kan alleen als het slachtoffer overheerst kan worden om protest te smoren. De tweede zin tussen de haken laat zien hoezeer de spreker zich overschreeuwt. ‘Zoveel is zeker’ is een uitspraak van iemand die onzekerheden, onduidelijkheden signaleert. Er zijn veel gegevens te overwegen, sommige zijn niet duidelijk, de totale conclusie kan niet worden gegeven, maar bepaalde dingen staat wel vast: zoveel is zeker. Wellicht. Dus toch niet zo zeker als je het wel hebben wilt. Het is alsof de spreker zijn geweten hoort. Wie de zinnen buiten de haken hardop durft te zeggen, zal die van binnen de haken misschien niet hardop zeggen, maar wel horen in zijn gedachten.

 

Een blauwe plek is niet van tel. Nu beginnen de moeilijkheden. In goed Nederlands zou je verwacht ‘in tel’ (even ervan uitgaande dat hier geen drukfout in het spel is). Ik ken eigenlijk geen normale Nederlandse uitdrukking, met ‘van tel zijn’. Maar in het Vlaams is het een goede manier van zeggen. ‘een blauwe plek is poëzie,’ de zin wekt de indruk een verklaring te geven voor de vorige. Je kunt begrijpen dat een blauwe plek niet in tel is als je beseft dat blauwe plekken poëzie zijn.
Wat kan hij bedoelen? Poëzie als concentratie misschien? In onderscheid van proza is poëzie uiterst geconcentreerd. Het moet kort, krachtig, zinnen die stoplappen zijn verraden zich en bewijzen poëzie een slechte dienst. Is een blauwe plek een geconcentreerd leed? Dan kan de volgende zin verduidelijken: poëzie is overal… Je ziet gedichten op rouwkaarten, in de metro, in boekjes en op kaarten. Soms op vreemde plaatsen; graffiti kan poëzie zijn, reclameteksten of een neonlicht op een kantoor. Overal zie je verdichte werkelijkheid die verwijst naar een groter geheel.

 

De zin die volgt, over de vreemde plaatsen maakt met ‘ofschoon’ een eigen indruk. Het wil uitdrukking geven aan de verrassing. Het is alsof gezegd wordt: poëzie is overal, maar je zou het niet verwachten op vreemde plaatsen en die zijn ook eigenlijk uitgesloten van dat ‘overal’. Als verrast merkt de ik op dat hij ook op vreemde plaatsen poëzie kan tegen komen. En daarmee is de link naar de blauwe plek weer gelegd. Wie iemand in boosheid of woede mishandelt, let niet secuur op de plaats waar de blauwe plek moet komen. Die mept en raakt waar die raken kan en produceert zo op vreemde plaatsen blauwe plekken.

 

Misschien, zo denk ik nu, is het hele verhaal over concentratie wel niet nodig. Misschien wil de dichter poëzie als vergelijk gebruiken omdat je inderdaad overal poëzie tegenkomt, niet alleen in de inner circle van de happy literaire few, maar ook in de sloppen en de stegen. Juist daar hoor je mooiste en bloemrijkste taal. Poëzie is overal, opvallend genoeg ook op vreemde plaatsen. En dat laatste, die vreemde plaatsen, is dan de band tussen blauwe plek en poëzie. Poëzie heeft niet het gewelddadige met de blauwe plek gemeen maar het ongepaste. Het lijkt het meest thuis in de salon van het leven, maar het is overal. Een blauwe plek behoort normaal bij kind en spel, maar wonderlijk genoeg komen ze ook voor op armen en benen van volwassen vrouwen, met wie je een relatie hebt.

 

De ik probeert de blauwe plekken te bagatelliseren. Er is niets bijzonders aan, het is algemeen. Maar de onzekerheid, die we al eerder constateerden, kruipt er dan toch weer uit als hij wat verrast vaststelt dat ze ook op vreemde plaatsen voorkomt. Een fraai staaltje van geconcentreerd leed, dit gedicht. De ellende van een man die zichzelf wil goed praten door zijn wangedrag blauwblauw te laten. De au/ou klank is nadrukkelijk aanwezig. Au!?

 

Naar aanleiding van: De 100 beste gedichten van 2001, gekozen door Geert Buelens ( in samenwerking met Stichting VSB Poëzieprijs). Amsterdam: De Arbeiderspers, 2002. Het gedicht Blauwblauw werd overgenomen uit Miguel Declercq, Zomerzot/Somersault. Amsterdam: De Arbeiderspers, 2001. Klik hier voor informatie over de dichter in de Digitale Bibliotheek van de Nederlandse Letteren.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *