1 “Aandacht biedt de kiem van een relatie, en daaruit zal een mens opstaan,” noteert Andries Baart bij de opening van zijn uitzonderlijk fraaie boekje Aandacht: Etudes in presentie (7). Hij heeft groot gelijk. Een mens leeft op aandacht, te beginnen van zijn Schepper. Je beseft het niet als je geboren wordt. Maar het kan je grijpen als je iets van Hem te horen krijgt. Theofilus is zo’n mens. Hij heeft ‘dienaren van het Woord’ ontmoet (Lukas 1,2) en is geraakt. Hij kreeg aandacht. Van mannen die getuigen waren geweest van wat hij niet eerder had gehoord. En niet in zijn wereld verzonnen was. Theofilus was – naar alle waarschijnlijkheid – een Romein. Hij bekleedt een hoge bestuursfunctie. Anders spreken de mensen je niet aan met de titel ‘hooggeachte’. Dat doet Lukas wel (1,3). De evangelist schaart zich in de kring van mensen die deze Romein aandacht willen geven. Hij is niet de eerste die het verhaal van Jezus Christus beschrijft, maar hij is er wel speciaal voor gaan zitten. Voor hem. Hij wil dat de hooggeachte Theofilus overtuigd raakt van de betrouwbaarheid van de zaken waarin hij al eerder onderricht is (1,4). Daarom een heel boek over wat Jezus is begonnen te doen. En – het kan niet op – ook deel 2: Handelingen van Gods gezanten. Jezus Christus koos namelijk mensen uit en gaf hen een opdracht mee. Die ‘dienaren van het woord’, die Theofilus ontmoet had, waren niet op eigen initiatief op pad gegaan. Het waren gezanten, door de Geest gekozen. En de opdracht was niets anders dan aandacht geven. Present worden. En zijn. In het leven van mensen als Theofilus, mensen die je eerder niet kent. Want als door aandacht de relatie gelegd wordt, dan kan het wonder gebeuren: een mens staat op uit de dood.
2 Ontwaak uit je slaap. Sta op uit de dood. De heilige apostel Paulus weet het wel te zeggen (Efeze 5,19). De gelovigen in de stad Efeze hebben een overgang gemaakt die niet te onderschatten is. Opstaan uit je slaap is wat – God zij gedankt voor bewaring elke nacht – maar opstaan uit de dood is onvoorstelbaar. Wie zijn oude goden de rug toekeert, doet niets minder dan dat. Terugkijkend moet je toegeven: wij waren dood in onze zonde (Efeze 2,3 en 5). Het kennen van Christus is leven. Het maakt je anders (4,20). Paulus mengt oude profetenwoorden met pas bekend geworden evangelie als hij zegt dat hij de heilige geschriften citeert: “Ontwaak uit uw slaap, en sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen.” Het is een boeiende gedachte dat de evangelist Lukas dit uit eigen ervaring kan vertellen. Hij kent Paulus goed. In zijn tweede boek voor Theofilus staan bepaalde gedeelten in de eerste persoon meervoud: ‘wij’ (16,10-17; 20,5-21,18; 27,1-28,16). Lukas was bij Paulus in gevangenschap (Kolossenzen 4,14 en Filemon 1,24; en 2 Timoteüs 4,11). In tegenspoed trouw was deze man die waarschijnlijk ook een niet-Joodse achtergrond had. Nadat Paulus in zijn brief aan de gemeente in Kolosse eerst de medewerkers met joodse achtergrond noemt (4,11) noemt hij daarna Lukas en Demas. Lukas is goed opgeleid (arts), schrijft soepel Grieks en noteert ergens dat de inwoners van Jeruzalem een stuk grond ‘in hun eigen taal’ Akeldama noemen (dat is: bloedgrond). Hoe ook, het leven van deze Lukas is door de liefdevolle aandacht van de Heer opgestaan tot dienst. Hij heeft zich betrouwbaar getoond aan de grote Godsgezant Paulus. En nu ook aan de Godzoeker Theofilus. De toewijding en de trouw zijn de vruchten van een nieuw leven, met de Heer. Wat zou het geweldig zijn als ook de Romein Theofilus overtuigd raakt van de betrouwbaarheid van de dingen waarin hij al onderwezen is.
3 Het is beter voor jullie dat Ik wegga. Als ik vertrek zal Ik de pleitbezorger naar jullie toesturen. Dat zei Jezus al voor zijn dood tegen zijn leerlingen (Johannes 16,7). Hij hield woord. Hij vertrok en het was een wonderlijk schouwspel, met symboliek beladen. De mannen zagen hun Heer vertrekken op een wolk (Handelingen 1,9). Was dat niet het teken van Gods presentie geweest toen hun voorouders de woestijn doortrokken? Vrij uit slavernij waren zij onderweg naar het beloofde land. God trok mee. Jezus Christus had ook gezegd: Ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voltooiing van de wereld. (Matteüs 28,20) Hij hield woord, zijn Geest kwam en Lukas wist Theofilus daarover uitgebreid te informeren. In Jeruzalem bleek de stortbui van de Geest alle taalgrenzen te doorbreken. De muren vielen om door het vrijmoedige spreken van de getuigen van het eerste uur. (Handelingen 2) En wat de Romein nu vooral moet weten dat onderweg door de tijd de Heer soms zelf verscheen, of het woord nam. Zo zag de eerste martelaar, Stefanus, de hemel opengaan. Hij zag de luister van God en Jezus, rechts van Hem (Handelingen 7,55). Saulus was onderweg naar Damascus en had duistere plannen van de christenen in die stad. Hemels licht omstraalt hem als hij iemand hoort zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij?” En op de beduusde vraag wie er aan het woord is, blijkt deze ongevraagde aandacht te komen van ‘Jezus, die jij vervolgt.’ (Handelingen 9,5). Ook gezant Petrus wordt rechtstreeks aangesproken. Hij moet als eerste apostel de drempel van een Romein over. Mocht hij aarzelen als mensen hem daartoe komen uitnodigen op gezag van Cornelius, de stem die hem in het visioen over de drempel helpt, is van niemand minder dan de Geest van Jezus Christus (Handelingen 10 en 11). Als wij zien dat verrast het niet dat de Geest het woord neemt tijdens een samenkomst van de gemeente in Antiochië, in een vastenperiode. Maar toch ook wel. Dit wordt een moment om te markeren. Opnieuw blijkt hoe doelgericht de Heer aan het werk is. “Stel mij Barnabas en Saulus ter beschikking voor de taak die Ik hun heb toebedeeld.” (13,2) Mocht je denken dat de spectaculaire groei van de christelijke kerk in de eerste eeuw het resultaat was van een sterk staaltje menselijke planning en christelijke doortastendheid, vergeet het. Als je je afvraagt hoe het toch mogelijk is dat het goede nieuws over Jezus jou bereikt heeft, geloof me, daar zit de Heer zelf achter.
4 Het verhaal gaat dat Lukas afkomstig was uit het Syrische Antiochië. Onzekere informatie, maar wel boeiend om te bedenken dat hij misschien daar tot geloof is gekomen. Want na Jeruzalem is Antiochië de tweede grote stad waar het geloof in Christus tot gemeentevorming leidt. Daar, in Noord Syrië, zijn de joden in de minderheid, anders dan in Jeruzalem. Maar het is wel door joodse christenen dat het verhaal van Jezus daar arriveert. “De leerlingen die verdreven waren als gevolg van de onderdrukking die na de dood van Stefanus was begonnen, trokken naar Fenicië, Cyprus en Antiochië, maar verkondigden Gods boodschap uitsluitend aan de Joden.” (Handelingen 11,19) Dat is curieus. Begrijpelijk, soort zoekt soort, dat is nog steeds zo. Probeer maar eens een culturele drempel over te komen. Niet voor een uurtje in een exotisch restaurant maar als partner of schoonzoon, schoondochter. Ingewikkeld. Het is een stuk eenvoudiger als je elkaars taal en cultuur deelt. Ook het evangelie gaat vaak via die relaties verder. Zonder al te veel ongemak lezen we dan ook opgewekt verder: “Enkele Cyprioten en Cyreneeërs onder hen, die naar Antiochië waren gereisd maakten daar echter ook de Griekse bevolking bekend met het evangelie van de Heer Jezus Christus.” (Handelingen 11,20) Dat is het begin van gemeentevorming. Vanuit Jeruzalem komt Barnabas daar kijken en hij kan niet anders dan heel blij zijn. Sterker, hij wil graag als ervaren gelovigen de jonge christelijke gemeenschap ondersteunen. Hij zorgt voor versterking van het leiderschapsteam en begint te werken aan verdieping. Zo ontstaat in de gemeente een verhouding die lijkt op wat Christus op aarde voordeed: leraar en leerling. De ervaring die je in het leven opdoet kan altijd gebruikt worden om de jongere generatie inzicht te geven, te leren oefenen en vertrouwen op te doen. “Wat je in de aanwezigheid van velen van mij hebt gehoord, geef dat door aan betrouwbare mensen die geschikt zijn om anderen te onderwijzen.” (2 Timoteüs 2,2).
5 Eenzaamheid en alleen zijn. Dat laatste kan heel krachtig en helend zijn. Maar eenzaamheid is dat niet: “De kern van eenzaamheid is de afwezigheid van betekenisvolle sociale interactie: een intieme relatie, vriendschappen, familiebijeenkomsten of zelfs contacten binnen de samenleving op ons werk,” schrijft Brené Brown in Verlangen naar verbinding (62). Sociale verbinding is zo essentieel voor ons als voedsel en water. Als wij uit de groep worden geduwd gaan we in de overlevingsstand. We gaan onszelf beschermen, zelfs als we contact maken. “Eenzaamheid waar niets aan wordt gedaan leidt tot constante eenzaamheid doordat we bang worden om contact te zoeken.” (66). Eenzaamheid is levensbedreigend en daarom is er het groot geluk voor ons dat je kunt geloven in een sprekende God. Deze Geest van Jezus Christus bracht Antiocheense profeten en leraren in gebed samen. Sterker, zij hadden besloten een periode zich te onthouden van voedsel. De maat houden, om spirituele concentratie te vinden, we zouden het vaker moeten doen. Uit deze groep noemt Lukas vijf personen bij name. Het kan niet anders of zij moeten in de kring van Theofilus een zekere bekend hebben gehad: Barnabas, Simeon die Niger werd genoemd, Lucius de Cyreneeër, Manaen, een jeugdvriend van de tetrach Herodes en Saulus. De eerste en de laatste zullen worden geselecteerd. Maar de andere drie zijn noemenswaard en wij weten niet waarom. Elke snipper tekst leidt tot nieuwsgierigheid. Niger, de zwarte. Zijn huidskleur? Dat zou wijzen op Antiocheense diversiteit, in het leiderschapsteam. Mooi. Lucius heeft banden met Cyrene uit Noord-Afrika. Daar kwam ook de eerste kruisdrager van Jezus vandaan, Simon, van Cyrene. (Lukas 23,26) En wonderlijk, uit de kring van een van de meest gehate namen uit het evangelie, Herodes, komt een volgeling tevoorschijn. Er is hoop, alle soorten mensen kunnen zich bekeren. Maar misschien moet het meest tot ons doordringen dat twee uit vijf worden geselecteerd. Drie blijven thuis. Ook daar is werk te doen, kunnen we veilig aannemen. Profeet en leraar zijn in Antiochië is niet het heen en weer schuiven van lege dozen, terwijl de anderen uit je team voor de echte wedstrijd opgesteld worden. Wie een dergelijke selectie van anderen met een opgeruimd hart beleeft, moet de verbinding met de Heer heel sterk verinnerlijkt hebben. Je voelt je niet afgewezen als je anderen ziet vertrekken. Dan ben je niet eenzaam, ook als je niet gekozen wordt voor een speciale opdracht.
6 Over opdracht gesproken: Saulus is het instrument dat de Heer uitgekozen heeft om zijn naam uit te dragen onder de volken, en hun heersers en onder de Israëlieten (Handelingen 9,15). Dat krijgt Annanias te horen van de Heer, in een visioen. Daarom moet Annanias over zijn weerstand heen stappen en Saulus de handen opleggen. Over aandacht gesproken! Als de aandacht van de Heer actief wordt, dan worden mensen ingeschakeld en dat gaat bepaald niet langs de weg van gevoelde behoeften. “Aandacht is meer dan weldadig; ze soms ook gewelddadig doordat ze binnendringt en niet aflaat.” (Andries Baart in het eerder genoemde boek, 33) Opdrachten moeten worden uitgevoerd en misschien kun je achteraf zeggen dat het meeviel die uit te voeren. De autonomie van de mens is in de missie van God bepaald geen eindpunt. Of, misschien beter, je kunt in je leven gaan willen wat God wil. Het begint met ‘Ja, Heer, ik luister’ en daarin heeft Annanias illustere voorgangers als Abraham (Genesis 22) en Samuël (1 Samuël 2) en Salomo (1 Koningen 3) en natuurlijk moeder Maria (Lukas 1). Zo zal ook Saulus zijn leven geheel schikken naar de opdracht die hij via de Heer kreeg en door Annanias werd bevestigd. Het geheim van de bereidwilligheid is, opnieuw, hoe kan het anders, de Geest. (9,17) Als de concrete oproep om op pad te gaan, niet alleen Saulus maar ook Barnabas betreft, licht daarin een fraai voorbeeld op van goddelijke zorg. Je staat er niet alleen voor. Lukas had ons Barnabas al voorgesteld als een vrijgevig man (4,36). Hij had blijkbaar niet voor niets de bijnaam ‘troostend mens’ gekregen. Dan duikt zijn naam ook op als Saulus Damascus snel moet verlaten. In Jeruzalem neemt Barnabas deze pasbekeerde onder zijn hoede (9,27). “Hij bracht zijn beschermeling naar de apostelen,” – scherp gezien door Jakob van Bruggen in zijn prachtige boekje Kroongetuigen van het evangelie – “Barnabas bemiddelt. Een troostende figuur voor de gewantrouwde leerling van Gamaliël. Zo vindt Saulus aanvaarding in de gemeente.” (65) De Heer houdt ervan om ons in teams te laten werken. Het kan ernstig mis gaan, ik weet het, en ook Lukas moffelt interne spanningen niet weg (13,5 en 13 en 15,37-40) maar het principe van teamwork is typisch de God die ooit begon met uit een mens er twee te maken (Genesis 2,18-25). Hij creëert voortdurend relaties. Hij stapt hoogstpersoonlijk in menselijke relaties door mens te worden. Onder ons heeft Hij gehoorzaamheid geleerd (Hebreeën 2,17-18 en 5,8). Want als iets vormend is, dan wel mens te zijn op aarde.
7 Ik weet het nog goed: de oude hoogleraar in de dogmatiek legde zijn hand op mijn hoofd. Ik zat op de knielbank, ogen dicht, hoofd licht voorover gebogen. Hij zegende mij: dat de kracht van de heilige Geest mij mocht sterken in het uitoefenen van het ambt van predikant. Nu ik bijna vijfendertig jaar verder ben is het besef van geroepen-zijn alleen maar sterker geworden. “God heeft mijn leven opgeëist,” zei ik laatst tegen een bevriende broer in het geloof. Het was bijna een kreet uit de diepte. Ik hoorde weinig van de Heer en sprak des te meer over Hem. De spanning intern liep op. Waarom bleef de Heer zo stil terwijl we zo’n nood aan zijn stem hebben? Hij heeft mijn leven opgeëist, mag ik dan niet wat meer geluid van Hem vernemen? We liepen samen op de Heer aan in het gebed en deze goede broer adviseerde mij met enig geduld de stilte te beluisteren. En waarachtig, ergens in die tijd moest ik terug denken aan de handoplegging in de zomer van het jaar 1988. Hij heeft mij aangeraakt. De Heer was in de hand van mijn leermeester. Zo vertrok ik, het pad op van het ambt van dienaar van het woord. Ik heb zoveel mensen mogen spreken over de Heer, net als Lukas dat deed met Theofilus. Moslims en hindoes heb ik leren kennen. We zijn in gesprek geraakt over God en we deden dat met aandacht. Want in aandacht ligt de kiem van een relatie. Zoveel contacten zijn slechts contacten gebleven. Bij anderen begon er tussen ons iets te stromen. We spraken elkaar vaker dan één keer. Er gebeurde wat. Omdat ik verschillende keren weg werd geroepen, heb ik geen zicht op de effecten ervan. Ik heb allerlei mensen zien opstaan uit de dood van zonde. Zij leerden Christus kennen. Het ging hun leven werkelijk veranderen. Ik zie er naar uit om mensen terug te zien. Ik ga ervan uit dat dat zal gebeuren als wij alle tijd aan onszelf zullen hebben na de terugkeer van de Heer. In deze wachttijd heb ik de benedictijnse stabilitas loci niet kunnen beoefenen. Ik ben echt geen korte baanloper, maar na ruim tien jaar begon er ook een verlangen te groeien om nog weer elders te werken. Toen de Heer daartoe de mogelijkheid opende, vernam ik de stem. In vrede koos ik om te gaan. Het is een reis met minder wendingen als Saulus en Barnabas tegemoet gingen toen zij Antiochië verlieten. Zij deden Cyprus aan en hadden wat uit te vechten met de geestelijke machten daar. In het zuiden van Midden Turkije kwam het er vaak niet van een lang verblijf omdat de Joden hen dwarszaten en verjoegen. Een reeks steden komt langs in het verhaal – maar de meeste wel twee keer. Zij keren op een gegeven moment terug om de leerlingen te bemoedigen. (14,22) en hen aan te sporen te volharden in het geloof. Want pas na veel beproevingen kunnen wij het koninkrijk van God ingaan. Het is waar. Net als dit waar is: Saulus en Barnabas hebben er zelf hun portie van gehad. Maar zowaar als de hand van de Heer op hun hoofd was gelegd, zo waar verleende deze Heer zijn beloofde bijstand. Aandacht deed hen opstaan, aandacht hield hen overeind.
Mede naar aanleiding van:
Andries Baart, Aandacht: Etudes in presentie.2 Amsterdam: Boom, 2016.
Dr. Henri. J.M. Nouwen, Een levende heenwijzing: Dienst en gebed in aandenken aan Jezus Christus.2 Den Haag: Voorhoeve, 1985. (Vertaald uit het Engels door ds. J.G. Mees, The Living Reminder: Service and Prayer in Memory of Jesus Christ. New York: The Seabury Press 1981).
Naar aanleiding van: Brené Brown, Verlangen naar verbinding: Er echt bij horen en de moed om alleen te staan.3 Amsterdam: Bruna, 2018 (Bonella van Beusekom vertaalde de oorspronkelijk Engelstalige versie: Braving the Wilderness. New York, Random House, 2017).
Jakob van Bruggen, Kroongetuigen van het evangelie. Utrecht: Kok, 2014.