Carmen, Pfeijffer en Jezus

Direct na het lezen wilde ik Monterosso mon amour weggooien. Het Boekenweekgeschenk was een aardig verhaal verteld door routinier Ilja Leonard Pfeijffer. Maar later realiseerde ik ineens hoe het een voorbeeld is van de recente aandacht voor de waarde van verhalen en de kracht van verbeelding. Ik raakte met iemand in gesprek over geloof in God. Zij is atheïste en zij vroeg zich af of gelovigen geloven omdat er een historische basis voor zou zijn, empirisch te bewijzen. Min of meer tot mijn eigen verrassing haalde ik toen deze recente novelle van Pfeijffer aan.

Monterosso mon amour is een verhaal over het belang van verhalen,” lees ik op de achterkant van het boekje. “En tegelijkertijd is het een ode aan de anonieme mensen die het literaire bedrijf draaiend houden, zoals boekhandelaren, bibliotheekmedewerkers en organisatoren van lezingen.” Verhalen hebben dus een doel en beogen een effect. Pfeijffer doet dat toch wel doordacht. Hij vertelt ons het verhaal over Carmen. “Carmen heeft honger naar verhalen.” (7) Zij is een vrouw op leeftijd die lezingen organiseert voor een lokale bibliotheek. Zij nodigt Ilja Pfeijffer uit, jawel, ook omdat zij vermoedt dat zij het meisje is dat hij bedoelt in zijn autobiografisch boek. Zij heeft bij hem in de klas gezeten. (16-17) Tijdens de lezing noemt de ‘superieure’ (19) schrijver het plaatsje Monterosso in Italië. Dat brengt haar terug bij haar eerste (vakantie)liefde, Antonio. “Zij had hem beloofd dat ze zou terugkomen, maar het jaar erop hadden haar ouders een andere vakantiebestemming uitgezocht en daarna was haar overkomen wat iedereen altijd overkomt die dure eden zweert: het leven was haar overkomen.” (20)

Zij voegt de daad bij het woord. Dat is het effect van de lezing. In Monterosso helpt de eigenaresse van de Bed & Breakfast, Tizinia, haar en zo ontmoet zij Antonio. Maar al snel blijkt dat hij de ware niet is. Tizinia wil haar een handje helpen. “Het was een verhaal dat schreeuwde om een happy end, of in eider geval om een conclusie van welk type dan ook. Ik haat open einden.” (76) Maar de ware Antonio is gestorven, zo blijkt. Toch is Carmen blij dat zij haar belofte heeft ingelost.
Tijdens de terugreis zit zij in het vliegtuig, jawel, naast Ilja Pfeijffer die haar ook nog duidelijk maar dat ene Monique bedoelde in zijn autobiografische notities, niet Carmen. Toch is de reis van Carmen betekenisvol. Zij heeft haar belofte gehouden. En dat zal ook de schrijver doen. “Dat het niet voor niets is geweest,” zegt de schrijver. “Dat het zal bestaan omdat het verteld zal worden.” (92)

Er is wat gebeurd in Monterosso. Dat weet Carmen en ook de moeder van Antonio. (82) Maar het verhaal erover is geromantiseerd in de herinnering, wordt bewerkt in het heden, en de actie blijkt opgewekt door een misverstand. Is dat erg? Nee, ook zo levert het iets goeds op. De waarde van betrouwbaarheid is in dat complex dat verhaal heet onder onze aandacht gebracht door de verhalenverteller. Want wij lezen een door een schrijver verzonnen novelle (niet voor niets zo aangeduid in de slotzin). Geen idee of het waar is. Misschien heeft hij alles uit zijn duim gezogen. Misschien is er een kleine historische aanleiding. Wie zal het ooit weten? Het doet niet af aan de waar die de schrijver wil belichten. En hij doet dat via verhalen.

Kort geleden las ik het essay van Philip Blom over de noodzaak van verbeelding en narratieven die tot actie aanzetten. Hij verbindt het aan de klimaatcrisis. Socioloog Rudi Laermans ziet in verhalen van hoop een middel om angst te reduceren. Want die verhalen kunnen wederzijds vertrouwen versterken. Ook in het gesprek over religie en persoonlijk geloof kunnen wij niet om de kracht van verhalen heen. We hebben over Jezus’ leven verhalen. Wij weten van zijn boodschap, in woord en daad, omdat het door verschillende auteurs verteld is. Het meest uitgebreid en nogal consistent door de vier evangelisten. Maar er zijn ook buiten-bijbelse bronnen en latere, gnostische evangeliën. Elk geschrift vertelt een verhaal met een doel en een scopus. Het is meer van opmerkelijk hoe snel de christelijke geloofsgemeenschap verbreiding vond, juist onder mensen die Jezus niet persoonlijk hebben ontmoet. Zij hebben op de een of andere manier vertrouwen gekregen in de verhalen over Jezus, zoals die door getuigen zijn verteld. Uiteindelijk is het christelijk geloof ontstaan uit een verhalentraditie. En zo zal hij voortbestaan tot het einde.

Meer dan mij nu nodig lijkt, doen de apostelen een poging duidelijk te maken dat zij geen verzinsels achterna zijn gelopen. (2 Petrus 1,16) Zij zetten zich af tegen misleidende verhalen die rondgaan. Paulus verwijst naar meer dan 500 mensen die Jezus na zijn opstanding hebben gezien. (1 Korinte 15,6) Toch blijft in onze verwetenschappelijkte sfeer de strijd om de verifieerbare basis van het christelijk geloof kwetsbaar en weinig vruchtbaar. Het is veel interessanter en overtuigender om nieuwsgierigen en kritische zoekers te laten zien dat er literaire mechanismen zijn ingezet bij de verhalen. De selectie van het materiaal, de bewerking van de stof, de tendens van het geheel – alles moet dienen om de boodschap over te brengen bij het eerste publiek. Dát zien, dat helpt ons, later publiek, om mee te komen en te snappen welke waarden voor ons voortvloeien uit de persoon en het werk van Jezus Christus. Of je het verhaal van de Gekruisigde die leeft gaat vertrouwen is een andere vraag. Theologisch moet ik hier zeggen dat die overgave zich aan de menselijke empirie onttrekt. Dat is het werk van Gods Geest in een mens. Maar wat de traditie betreft is het wat Pfeijffer zegt: het zal bestaan omdat het verteld wordt. En daarom gaat deze novelle niet de prullenbak in.


Ilja Leonard Pfeijffer, Monterosso mon amour. Een novelle. Een uitgave van Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek ter gelegenheid van de Boekenweek 2022.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *