Best of Both Worlds

Met groot enthousiasme begonnen in maart 2020 de kerken van de Heer de erediensten te streamen. Wie voor corona nog niet daarmee begon, voelde zich door de pandemie gedwongen. Iedere zichzelf respecterende gemeente of parochie mobiliseerde technische vrijwilligers en zo kwam de wekelijkse online uitzending op gang. Want de leden thuis in lockdown moesten worden bediend en de zoeker in de buurt kon nu heel gemakkelijk meekijken. Wie weet, misschien zal hij of zij zelfs aanhaken en zich voegen bij de geloofsgemeenschap! Ook de mogelijkheid om diensten terug te kijken werd op deze manier sterk vergroot. Je kunt via je eigen kerkelijk Youtubekanaal de diensten een herkenbare thema-naam geven. Je kunt instellen of en hoelang de dienst toegankelijk is en voor wie. Het was dan ook niet vreemd dat je links en rechts hoorde dat de kerken fors investeerden in nieuw materiaal en nieuwe techniek en bijpassende vaardigheden.

Markteffecten

We kwamen zo op de online-markt terecht. Diensten die niet gestreamd worden en niet online terug te vinden zijn, bestaan slechts zolang als de gelovigen en hun gasten hem samen houden. Daarna is er de herinnering en het verhaal, als antwoord op de vraag: hoe was het zondag in de kerk? Het is duidelijk dat iemand op een zondag maar een beperkt aantal kerkdiensten fysiek kan bezoeken. Ben je eenmaal in de ene geweest, dan kun je niet ook nog de andere volgen die gelijktijdig was. Maar wie eenmaal begint met online diensten, opent op het wereldwijde web een kraam in de hoek van de religieuze uitzendingen. Het aantal aanbieders is snel groot geworden en elke kijker kan gemakkelijk elders kijken. Trouwe gelovigen die dat anders niet snel zouden doen, begonnen mee te kijken bij ‘de buren’ en te vergelijken. De eerste indruk werd bepaald door de technische kwaliteit. Beroerd geluid of haperende beelden ben je gauw zat. Daarna kwam de presentatie van muziek en sprekers. Ook hier speelt de techniek duchtig mee: het maakt nogal uit of je extra belichting, zangmicrofoons of verschillende cameraposities hebt. Voorgangers en zangers moesten in camera’s leren kijken en het duurde niet lang of de eerste kledingvoorschriften werden meegegeven. Hoe steil de leercurve ook werd, hoe groot de inzet van alle vrijwillige amateurs, de kerken met professionele kwaliteit wonnen de slag om de kijker. Het kinderwerk was beter, de dominee sprak korter, de muziek kon je thuis op de bank lekker meezingen. Het format van de televisie – de kijker en de kijkcijfers bepalen – begon de gang en de vorm van de liturgie te sturen. Met je eigen partner en kinderen op de bank kan de loyaliteit aan de eigen gemeente gaandeweg verdunnen – tot je besluit alleen nog te kijken naar de diensten van je eigen smaak. Naar de regels van de markt schuurt het gevoel niet lang. Er is toch voor iedereen een passende onlinedienst? Wat is het probleem?

Past het wel?

Het is mogelijk om je te verzetten tegen een al te zeer geregisseerde dienst. Dat gebeurt. Je kunt jezelf als gelovige tot de orde roepen en blijven kijken naar de kerkdienst die je eigenlijk niks vindt, gewoon omdat je lid bent. Het vraagt veel, maar het kan. Maar de relevante vraag die niet gesteld wordt, is deze: kun je de tijd die de gelovigen samenkomen om het heil te vieren wel ‘pakken’ in een video-uitzending en zo doorgeven aan anderen op afstand? Toen ik kort geleden bezig nog eens de Bergrede bestudeerde, kreeg ik een uitleg onder ogen van drs. Henk de Jong. Bij Jezus’ woorden over de brede en de smalle weg wijst hij erop dat ‘de brede weg’ ook juist in het kerkelijke leven kan worden bewandeld, bijvoorbeeld door een eredienst te houden om je aan de mensen te vertonen. Hij voegt er dan tussen haakjes aan toe: : “Ik heb nooit begrepen waarom hele gemeentes er zo tuk op zijn en om eredienst en al voor de TV te komen. Vooral dat bidden is pijnlijk. De camera weet dan ook niet goed waar die kijken moet. De radio is voor de christelijke kerkdienst echt een beter middel dan de TV.” (H. de Jong, Maar Jezus zegt… Kampen: Van den Berg 1987, 126). Hij laat hier de spanning treffend zien. We voelen het als gênant aan om biddende mensen minutenlang in beeld te brengen. Dus kijken we naar een kaars of het bloemstuk. Zo zijn er meer onderdelen die zich lastig compact en spannend laten maken, zoals de viering van het heilig avondmaal. Want, toch goed om even hardop te zeggen, het samenzijn van de gemeente is niet uitgevonden om in beeld te worden gebracht, het is geen voorstelling en ook niet louter informatieoverdracht zoals bij een college. Het is begonnen als een gemeenschappelijk antwoord op God. Wie getroffen is door de Geest van de Heer zoekt de ander op bij wie dat ook was gebeurd. Dan wil je meer ontdekken van de Heer, zijn onderwijs horen en bespreken, zijn beloften, opdrachten en waarschuwingen ter harte nemen. Liederen dringen zich op om Hem te bejubelen, voor, tijdens of na de gezamenlijke maaltijd. Tijdens dat eten vier je ook de maaltijd van de Heer. Nieuwkomers kunnen binnenlopen, je kunt hen te woord staan en allen dopen die de naam van Jezus gaan noemen als de Heer van hun leven. Solidair aan elkaar geef je weg wat nodig is in situaties van nood en je draagt bij in de organisatie en de verspreiding van Gods goede nieuws. In groepen van niet veel groter dan zo’n vijftig personen was in de eerste eeuw de wekelijkse maaltijd het centrum van de geloofsgemeenschap. Door je daaraan trouw te verbinden gebeurde er met je wat Jezus beoogde: je karakter vormen ter voorbereiding op zijn terugkeer. Om het met de woorden van de heilige apostel Paulus te zeggen: ‘door de Geest van de Heer meer en meer naar de luister van dat beeld veranderd te worden’ (2 Korinte 3,18). Probeer dat maar eens in beeld te krijgen.

Bediening der verzoening

Ik ben opgeleid tot predikant door prof. dr. Cornelis Trimp (1926-2012). Hij gaf les in de homiletiek in de jaren dat ik in Kampen studeerde (1981-1988). Hij leerde ons dat de prediking getypeerd kan worden als ‘de bediening der verzoening’. Dat is een ouderwetse woordcombinatie (let op dat woordje ‘der’, dat hoor je maar zelden meer; alleen Tom Egbers heeft het bij Studio Sport soms nog over de ‘opstelling der beide teams’). We horen twee kernwoorden: ‘de verzoening’ en ‘de bediening’. Verzoening wijst erop dat het tussen God en mensen ten diepste gaat over het helen van de kloof die de zonde heeft geslagen. “Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwt.” (2 Korinte 5,19) Trimp leerde ons dat het verkondigen altijd een aanspraak aan de mensen was. Het wil namelijk het hart raken van de mensen en in dat hart het antwoord van het geloof oproepen. Zoals een vraag om een antwoord vraagt, zo vraagt een belofte om vertrouwen; en een appèl vraagt om actie; een vermaan om bekering. Het is geen mededeling die een mens onveranderd laat. Juist omdat het een aanspraak is, kan het ook een tegengesteld antwoord oproepen: dat je weigert de belofte te aanvaarden of de correctie in je leven toe te passen. Zoals dat is met woorden tussen mensen, zo ook met het woord van God tot mensen. God behandelt ons niet als stokken en blokken. Hij spreekt met overtuigingskracht aan en wacht op het antwoord van het geloof.
In de praktijk van kerkdiensten waarin ik al jarenlang voorga, is er niet of nauwelijks ruimte voor een direct aansluitend gesprek. Soms schiet iemand na de dienst je aan met een reactie op de preek. Meestal niet het beste moment; als prediker ben je nog te zeer geladen. In het algemeen voltrekt zich het gesprek over wat gehoord is later. Bij de koffie thuis, in gespreksgroepen of persoonlijke contacten. Gespreksstof is er ook veel over de muziekstijl en de liedkeus. In toenemende mate zijn die wezenlijk geworden voor het al of niet optreden van het thuis-gevoel in een kerkdienst. Over de bediening van het heilig avondmaal als geloofsversterker hoor je vrijwel niemand en ook niet over de collecte, de zegen, de voorlezing van de wet of het opzeggen van de geloofsbelijdenis. Aan de voorbeden wordt weer meer waarde gehecht. Laat dát nu juist het onderdeel zijn dat het streamongemak boven laat komen. En tegelijk roept dat de vraag op waarom we het ongemak minder voelen bij andere delen; of helemaal niet. Ik denk dat dat komt omdat wij gewend geraakt zijn aan ‘ontlijving’. Ik heb het woord gevonden in het boek Staat van verwarring, van Ad Verbrugge (2013). “Een van de kenmerken van de moderne techniek is dat zij ons bevrijdt van de fysieke afhankelijkheid van de wereld die inherent is aan de lijfelijkheid van ons bestaan, de lijfwereld.” (79) Gekluisterd aan het scherm van televisie of computer zijn wij op afstand aanwezig bij wat voor onze ogen aan de gang is. Het kan ons heel goed ergens bij betrekken. Denk maar aan de invloed van de televisie in de kamer, die aandacht naar zich toetrekt, ‘Stil even, ik zit te kijken’ of ‘Ga eens uit beeld, ik kan het niet zien…’ Je bent er niet bij, toch zie je het of hoor je het en dat is toch heel reëel. We springen van de bank als de favoriete ploeg scoort en we vegen een traan weg als een scene ons ontroert. We zijn op afstand betrokken. In de harde werkelijkheid van de huidige oorlogsvoering zie je het met drones. De bestuurders van de drones zijn niet fysiek aanwezig maar zij weten ver weg vijandige doelen te raken. Van ont-lijven gaat een betoverende werking uit, aldus Verbrugge. “Het bevrijdt ons namelijk van de beperkingen, inspanningen en moeite van de lijfelijkheid die het aardse bestaan van de mens met zich meebrengt.” (81) Zonder inspanningen de mooiste indrukken opdoen van overal ter wereld. Het kan je in beslag nemen.

Liturgie als instrument

Als wij op zondag kerkdiensten streamen is het dus heel goed mogelijk mensen te raken. Zij kunnen zich betrokken weten bij wat zich in de kerkzaal voltrekt. Wat een luxe voor zieken of voor geliefden die bijvoorbeeld een doopdienst niet kunnen bijwonen. Geïnteresseerden kunnen vernemen wat de Bijbel te zeggen heeft of waar de kerk voor staat. Toch stel ik nog eens de vraag: doet het bekijken op afstand recht aan wat de kerkdienst bedoelt te zijn?
Je kunt de vraag met ja beantwoorden, bijvoorbeeld omdat je denkt: het gaat toch om het overbrengen van de boodschap? Of je die nu in de kerkzaal hoort of thuis, dat maakt niet uit. In beide gevallen moet je kijken wat te ermee doet. Deze gedachte gaat ervan uit dat de liturgie het voertuig of het instrument voor de boodschap is, als een soort werkcollege. Dr. Kees de Ruijter, van 1993 tot 2014 hoogleraar Praktische Theologie (en opvolger van prof. Trimp) noemt dat de ‘functionalisering van de eredienst’. De liturgie moet iets doen met het gevoel en de preek moet iets meegeven voor de nieuwe week. In zijn boek Horen naar de stem van God (2013) verzet hij zich daartegen: “Tegenover een dergelijke functionalisering van de eredienst is het juist belangrijk de liturgie als kern van het christelijke leven te benoemen, omdat de gemeente daar uitdrukkelijk voor God staat en zich daarin ook metterdaad uitspreekt. Het is letterlijk een levensvorm en als zodanig paradigmatisch voor het hele leven. De liturgische praktijken zijn niet minder dan het in-oefenen van het leven als burgers van Gods rijk.” (40-41) Als dit waar is dan is niet alleen het streamen een probleem. Je kan op afstand niet mee-oefenen. De ontlijving staat haaks op de gedachte dat je door fysiek samen te komen iets essentieels doet aan je geloof. Fysieke ontmoeting geeft je de kans om de ander naast je te voelen en te ruiken. Om beweging verderop op te merken en je ergeren aan de ander z’n onrust. Of om te zien hoe sommigen genieten van een lied dat jou niet aanspreekt en daardoor bewogen te worden. Je luistert naar wat gezegd wordt en terwijl je zelf hardop meespreekt het Onze Vader hoor je ook anderen mompelen. Kortom de ervaringen van de lijfelijkheid, waar Verbrugge het over heeft.

Dialoog en interactie

En dan nog een stap: het ‘in-oefenen van het leven als burgers van Gods rijk’ vraagt meer dialoog en interactie dan de praktijk waarin ik ruim dertig mijn werk doe als voorganger. Vergeleken met eind jaren tachtig van de vorige eeuw is er veel meer levendigheid in de diensten gekomen. Maar de preek als monoloog staat nog steeds centraal. De kerkdienst heeft geen plaats voor reacties (zelfs geen acclamaties als Halleluja of Amen!) en er is geen ruimte om spontaan nog een paar liederen te noemen om te zingen. We hebben het niet aangeleerd om het moment van samenzijn te optimaliseren in interactie. Sterker, het is gewoon geworden om te kijken wat je uit de eredienst meeneemt. Of wat je er allerindividueelst en innerlijk hebt ervaren: ben je ‘aangeraakt’ of niet? Wie de liturgie zo instrumenteel bekijkt, zal met het streamen nauwelijks moeite hebben. Maar als het samenzijn zelf de essentie is en de dynamiek daarvan de vormende waarde, dan past het niet dat er ook maar enige beeldregie bijkomt. Laat staan de gedachte dat het anders moet om meer kijkers te genereren.
De protestante gelovige heeft traditioneel een kritische houding ten opzichte van het heiligen van de ruimte. Alsof God zich in een bouwsel van mensenhanden zou ophouden! De HEER gaf zijn tempelgebouw prijs bij de ballingschap. Wij moeten niet te snel denken dat God erbij is als wij ons vroom in een gebouw verzamelen of rituelen uitvoeren. De profeten konden het hekelen (bijvoorbeeld Jesaja 1,10-17 en Amos 5,21-27). De ruimte voor Gods Woord is het gelovige hart. Toch is het niet om het even waar je samenkomt: een sporthal uit de twintigste eeuw brengt toch echt een andere sfeer mee dan een Romaanse kerk uit de dertiende eeuw. In de lijn van de start van de christelijke kerken zou de eerste vraag over de ruimte moeten gaan of je er samen kan eten.
Maar even afgezien van de fysieke ruimte, het spreken over de gemeente als fysiek lichaam geeft ook een hint. Onze geloofsgemeenschap is ‘het lichaam van Christus’ en dat heeft fysieke kenmerken. De broer of zus in het geloof is niet een ziel die woorden ontvangt of produceert. Hij of zij is de ander die in zijn lichamelijke eigenheid ruimte inneemt naast jou, met wie je samen toeleeft naar de wederkomst van Christus. Je naaste die aandacht vraagt en geven kan en dat is wat we oefenen rond de maaltijd van de Heer en zijn woorden.

Hybride kerk

Van regisseren naar registreren, dat is wat mij betreft het motto met de goede richting voor het streamen van kerkdiensten. Het kan erop lijken dat mijn conclusie is: helemaal stoppen ermee. Dat is toch niet het geval. Ook is niet vol te houden dat audio beter past dan video (zoals Henk de Jong suggereerde). Ik geloof dat de christelijke geloofsgemeenschap zich moet voorbereiden op fysieke én onlinepresentie, zonder morren of reserve. De onlinewereld is blijvend en onderschat niet de intensiteit van de ontmoeting die je daar op kan doen. Betrokkenheid op afstand is ook werkelijk betrokkenheid. Ik kan getuigen van online intervisiesessies die mijn diep raakten. Therapiegesprekken, goed voorbereid en uitgevoerd met een videoverbinding, hebben – geloof me – grote impact. Voor wat betreft de onderlinge toerusting en het onderwijsleergesprek over de Bijbel zie ik echt kansen voor online. Zeker als de basis van kennismaken fysiek gelegd is en de maaltijd als geregelde fysieke ontmoeting terugkeert. De kerkdiensten zoals wij die nu kennen in de Nederlandse, orthodox-protestantse traditie kunnen ook online geregistreerd worden. Ik herhaal waarmee ik begon: vanaf maart 2020 is bewonderenswaardig veel tot stand gebracht. Veel mensen profiteren ervan, zieken of anderen die echt aan huis gebonden zijn of zoekers die online te weten willen komen wat de kerk in haar erediensten te melden heeft. Ik hoop dat dergelijke zoektochten leiden tot concrete ontmoetingen aan tafel. Juist omdat online de poort kan vormen voor de fysieke ontmoeting, is het zaak dat de kerken daar het beste van maken. Best of Both Worlds.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *