“Aan het begin van de zevende maand, toen de Israëlieten zich in hun steden hadden gevestigd, verzamelde het voltallige volk zich op het plein voor de Waterpoort. Men vroeg Ezra, de schrijver, het boek te halen met de wet van Mozes, de wet die de HEER aan Israël had opgelegd.” (Nehemia 8,1) Ezra moet een boek halen. Het past bij de hele sfeer van Ezra en Nehemia met een sterke aandacht voor documenten. Denk maar aan de lijsten met namen en ‘het schriftelijke bewijs’ dat priesters zochten, toen bleek dat zij niet konden aantonen dat zij werkelijk Israëlitisch waren. (Ezra 2,60) We lezen over brieven die heen en weer gaan tussen de teruggekeerde ballingen en de vorsten van het rijk. (4,8v; 4,17v; 5,6v; etc) Bij onduidelijkheid wordt er onderzoek gedaan in de koninklijke archieven (5,17) en uiteindelijk komt het meest belangrijke document voor die tijd in het centrum van de aandacht: de Torah, de wet van God. Dat is voor ons de aanduiding geworden van de eerste vijf boeken van het Oude Testament, Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. Deze boeken staan traditioneel bekend als de ‘vijf boeken van Mozes’. Het is waarschijnlijk dat een deel uit deze boeken door Ezra is opgehaald. Het was namelijk de bedoeling dat er uit werd voorgelezen. Dat zal wel niet het geheel van die vijf boeken geweest zijn: “Ezra, de priester, haalde het wetboek en toonde het aan de aanwezige mannen en vrouwen, en aan iedereen die in staat was het te begrijpen.” (Nehemia 8,2)
Het lijkt een wat onbeduidende opmerking, maar in feite krijgen we hier zicht op ingrijpende veranderingen in het leven van Israël. Hier ligt namelijk één van de oorsprongen van de Joodse synagoge. Als je in de boeken over het leven van Jezus over de synagogen hoort, lijkt het alsof die er altijd al geweest zijn. Jezus ging volgens zijn gewoonte daar heen op de sabbat. (Lukas 4,16) Maar het is waarschijnlijk dat deze vorm van samenkomst na de ballingschap is ontstaan of in elk geval in die periode bredere verbreiding heeft gekregen. Het werd een vorm van samenkomst naast het bezoek aan de tempel (toen deze weer herbouwd was). Waar in de tempel het aanbieden van offers en het vieren van feesten centraal staat, is het in de synagoge de voorlezing van de wet en het uitleggen daarvan. We zien Jezus dat doen in de beroemde passage in het evangelie van Lukas. Dan leest Hij voor uit de rol van Jesaja, en zegt: ‘heden is dit woord voor uw ogen vervuld.’ Een tumult ontstaat! (Lukas 4,28) Of er ook aandachtig geluisterd werd! Die vorm van samenkomen zien wij in de tijd van Ezra en Nehemia beschreven, eigenlijk voor het eerst. Ezra leest, de mensen luisteren aandachtig, de levieten werken mee en geven ook uitleg. (Nehemia 8,3)
Je voelt wel aan dat het volk op een heel eigen manier betrokken raakt bij deze vorm van omgang met God. Vergelijk het met het brengen van de offers. Daarvoor kom je naar het tempelgebouw, je hebt je offergave bij je. Daar zie je hoe het dier wordt geslacht en je ontvangt bepaalde stukken vlees uit de hand van de priester terug. Daar kun je van leven en feestvieren. De rituelen spreken voor zich. Vergelijk het ook eens met de levende verkondiging van de profeten. Dat was de ontmoeting met personen, die meer of minder charismatisch een toespraak houden en je aanspreken. Hen kun je beluisteren als je in de buurt bent, en daarop ter plekke reageren. Je kunt je leven aanpassen als je geraakt bent, je kunt het ook naast je neerleggen. Degene aan wie jij het vertelt, ontvangt het uit de tweede hand. Maar bij schriftelijke documenten komen er nieuwe processen. Waar een profeet bij een volgende gelegenheid misschien zijn toespraak aanpast, is de schriftelijke tekst steeds gelijk. Het voorlezen wordt gevolgd door een uitleg en over de uitleg kun je van mening verschillen. Teksten die heilig zijn en steeds terugkomen, gaan dienen als criterium bij de beoordeling van nieuwe profeten of sprekers. Dan ga je na of de spreker wel spreekt in de lijn van de oude teksten (denk aan wat de christenen in Berea deden bij de verkondiging, Handelingen 17,11). Er komt een groep mensen die ervoor geleerd heeft om de teksten te bestuderen en uit te leggen: de schriftgeleerden. Die kunnen op een kwade dag wat minachtend spreken over de ‘massa die de wet niet kent’ (Johannes 7,49), totdat de leken zich door onderwijs bekwamen in het lezen van de teksten en zich niet meer laten gezeggen door de ‘deskundigen’.
In onze protestantse traditie zijn wij zo met de Bijbel vertrouwd geraakt, dat het boek soms zelfs als een middel tot evangelisatie wordt gezien: geef de mensen een Bijbel, of leer hen de Bijbel te lezen, en je zult zien dat ze God leren kennen en gaan geloven. Maar juist in het contact met niet-christenen is het zo belangrijk te beseffen dat er altijd eerst Gods levendige spreken en menselijke contacten aan de schriftelijke tekst vooraf gaan. Paulus noemt de geméénte een ‘leesbare brief’ (2 Korinte 3,2-3) en daarbij doelt hij op de manier van leven van de kerk: met eerbied en liefde voor God en voor elkaar. Dat kan heel goed zonder dat je een Bijbel bij de hand hebt. Die functioneert vooral in het nadere onderwijs en de verdieping van het geloof.
In de fase van Ezra en Nehemia (vijfde eeuw voor Christus) merk je hoe de mensen met aandacht en ontzag de tekst van de Torah aanhoren. Begrijpelijk, de periode van de ballingschap is dan net achter de rug. Veel van vroeger is minder duidelijk overgedragen dan voorheen. Bovendien hebben zij de wet van God lang geminacht uit voorliefde voor andere goden. Het leven moet weer opgebouwd worden. De aandacht voor het lezen en de uitleg van de Torah zijn tekenen van bekering en een nieuwe start. Het is mooi als zoiets ook ons kan bezielen. Want u proeft wel hoe onze kerkdiensten gevormd zijn door de synagoge-traditie: de voorlezing, de uitleg en toepassing, het gesprek erover als de dienst is afgelopen, de beoordeling die je allemaal maakt van de dienst (en met name van de preek). In een tijd waarin vrijwel iedereen van de gemeente geletterd is, is het een hele kunst om het gezag van het woord van God te honoreren. Als mensen ingeschakeld worden om dat goddelijk woord te brengen, vraagt het geloof in God om Gods stem te vernemen door mensenwerk heen.